535
Beide? Het ware van belang geweest, indien dit voorschrift ook daar
over eens het licht had laten schijnen. Hoe zal men den officier
opleiden in „kalmte", hoe in „tactisch oordeel", hoe in zooveel andere
zaken, die volgens 79 hier onontbeerlijke vereischten zijn? Wat
zal de maatstaf zijn van geschikt en ongeschikt en van de vele nuances
daartusschen Is die geschiktheid iets onveranderlijks, of is zij afhan
kelijk van tijd en plaats Hoe kan iemand weten, hoe weet de briefschrij
ver van zooeven anders dan ambtshalve, dat hij in deze kwaliteiten beter
is dan iedere willekeurig andere? Dat in dit voorschrift, in weerwil van
„de bestaande behoefte aan eene opleiding tot vuurleiders" van eenige
methode van opleiding niet wordt gesproken, kan bewijzen, dat hier
wellicht minder de rede mag ziju van een diep, meer van een vaag
gevoelde behoefte; al dadelijk wil ik hier bijvoegen, dat ik met voren
staande vragen en opmerkingen niemand en allerminst den bekwamen
samensteller van dit voorschrift onaangenaam wensch te zijn. Was
deze bij dit onderwerp met vastheid van intentiën opgetreden, hij
verdiende den naam van wegbereider in een weinig, misschien in
een nog ongecultiveerd terrein, want er heerscht in de begrippen
omtrent de vuurleiding allerwege vaagheid en anders niet. Het ia
een spook, dat men meent te zien, omdat men ervan gehoord en gelezen
heeft, ofschoon niemand het geheimzinnig wezen kan grijpen en kan
houdenalleen de vaagheid der voorstellingen verklaart dat ieder er den
mond van vol heeft, zonder dat men daarmede ook maar eene
schrede verder komtverklaart ook, dat voorzichtige stervelingen die
wetenschap liefst met een veelbeteekenend glimlachje plegen
te noemen.
Mag ik eens een oogenblik over mij zelf spreken, dan durf ik
eerlijk bekennen, dat ik, niet zonder volharding, gedurende geruimen
tijd ijverig heb kennis genomen van wat in tijd- en vlugschrift over
vuurleiding bij vlagen op ons is neergedaald. Ik herinner mij, hoe
ik in een voordracht in bescheiden kring over de leiding van het
infanterievuur met uitvoerigheid had gesproken. Hoewel ik ook
toen reeds tot de conclusie kwam, dat voor hen, die hun kracht
in eigen denken zoeken, op dit veld meer valt te bestrijden dan te
belijden, zoo meende ik toch, dat met studie hier het voornaamste
te verkrijgen ware. Ik had dit aan het slot uitgesproken met al