546 breide administratie en de zware geldelijke verantwoordelijkheid, welke deze medebrengt, door luitenants gecommandeerd worden. Deze luite nants vervullen dus inderdaad eene kapiteinsbetrekking en nog wel eene, waaraan bijzonder groote geldelijke verantwoordelijkheid verbonden is, iets waarop hun traktement in geenen deele berekend isde billijk heid zoude dan ook m. i. eischen, dat die betrekkingen voortaan door kapiteins werden vervuld. Ook de commandanten van posten, samengesteld uit 2 officieren en 75 man, vervullen eene betrekking van zooveel gewicht, dat de ka piteinsrang daarvoor volstrekt niet te hoog zoude zijn. Behalve hun commando, dat in veel opzichten althans zoodra eenigzins abnor male omstandigheden intreden gewichtiger kan zijn, dan dat van eene compagnie bij een veld- of garnizoensbataljon, zijn zij nog be last met de admiuistratie van het garnizoen en veelal met den artil lerie- en den geniedienst. Alles te zamen genomen, zoude het ver- leenen van den kapiteinsrang, door hun werkkring en vooral door de eischen, die men hun moet kunnen stellen in moeielijke oogenblikken, volkomen gewettigd zijn. Zoude men door dergelijke maatregelen er althans eenigszins toe kunnen bijbrengen, om de werkelijk zeer zorgelijke vooruitzichten van de luitenants der Infanterie te verbeteren, de verhooging van het kapiteinspensioen zoude een gunstigen invloed uitoefenen op den gang der promotie bij alle wapens. Het verschil tusschen het pensioen van kapitein en majoor is thans zoo groot, dat het zeer begrijpelijk is, dat niemand gaarne als kapitein het leger verlaat en iedereen alles in het werk stelt, om den majoors rang te bereiken, zij het dan ook meermalen alleen, om daarna zoo spoedig mogelijk gepensionneerd te worden. Dit is echter geen ge zonde toestand. Tot den majoorsrang behoorden alleen zij bevorderd te worden, die in alle opzichten de volkomen geschiktheid voor hoofd officier bezitten en dus ook nog verdere vooruitzichten hebben. Aan de andere kapiteins moet echter het verlaten van het leger gemakkelijk worden gemaakt en hiertoe moet eene goede pensioensregeling in de eerste plaats het hare bijbrengen. Het verschil tusschen het kapiteins- en majoorspensioen moet daartoe zeer klein zijn, iets wat men in het Nederlandsche leger terecht inziet; het majoorspensioen is daar

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 565