547 f 1600. het kapiteinspensioen na 12 jaren dienst als kapitein f 1560.dus een onbeteekenend verschil van f 40. Alleszins wenschelijk moet het dan ook geacht worden, het normale bedrag van het kapiteinspensioen te verhoogen tot f 2500. Het dan bestaande verschil zal gering genoeg zijn, óm den tegenwoordigen ongezonden toestand op te heffen. Zij, die bij een goed stelsel van bevordering voor den hoofdofficiersrang niet in aanmerking kunnen komen, zullen dan tevreden het leger als kapitein kunnen verlaten, omdat zij dan in peusioen slechts weinig achterstaan bij hen, die als majoor gepensionueerd worden. Het verdienen van het majoors pensioen zal dan niet meer eene levensquaestie zijn en het als kapitein behaalde pensioen zal voldoende zijn, om althans aan be scheiden eischen tegemoet te komen voor hen, die zich in het vader land gaan vestigen. En dit laatste is welbezien niets meer dan dq plicht van den Staat. Want inderdaad veel, zeer veel wordt geëischt van den Tndischen officier, die zijn beste levensjaren aan den staatsdienst ten offer brengt in een land, dat het zijne niet is, met een sloopend klimaat en waar men herhaaldelijk de gevaren en vermoeienissen van den werkelijken krijgsdienst te doorstaan heeft. Maar tegenover die grooter eischen, hem gesteld, heeft hij dan toch ook ongetwijfeld het recht te verwachten, dat hem na eervol voleindigden arbeid de allernoodzakelijkste middelen, om op bescheiden voet de welverdiende rust te genieten, niet onthouden worde. Van dien duren plicht tegenover de velen, die als kapitein den Indischen dienst verlaten, kan de Staat zich slechts kwijten door een afdoende verbetering van het pensioen. J. F. Breijer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 566