DE POSITIE VAX DE LUITENANTS DER MILITAIRE
SCHOOL EN DER CURSUSSEN.
Het is nog niet lang geleden, dat men in sommige Indische bladen
herhaaldelijk artikelen aantrof, die voornamelijk ten doel hadden, de
wijze, waarop in ons Leger met speciale betrekkingen wordt omge
sprongen, in een belachelijk daglicht te stellen. Ofschoon volstrekt
niet instemmende met den verre van gematigden en hatelijken toon,
waardoor die artikelen zich maar al te dikwerf kenmerkten, en gaarne
erkennende, dat het ridiculiseeren van eene zaak even gemakkelijk
is, als hot vellen van een juist en onpartijdig oordeel moeilijk, moet
ik toch beamen dat die artikelen veel waars bevatten.
Het is waar, dat de infanterie-officier, wiens hoofdkracht in de
practische kennis van den troependienst behoort te zetelen, dikwijls
veel te lang in speciale betrekkingen vertoeft, dat hij daardoor in
zijne waarde als troepen-officier sterk achteruitgaat en, eenmaal tot
dit achterlijk standpunt afgedaald, soms een oordeel moet vellen over
practische zaken, die hij hetzij geheel of ten deele slechts theo
retisch vermag te kennen.
Het is waar, dat do keuze van officieren voor speciale betrekkingen
verre van goed, ja, zelfs verre van voldoende geregeld is en dat het
daarbij dikwijls aankomt op de vraag: „Weet je ook iemand?"
Het is waar, dat vele personen, die eenmaal als jong luitenant
in eene zoodanige betrekking opgenomen zijnden kapiteins- en
soms zelfs den majoorsrang op gemakkelijker wijze bereiken dan
menig even bekwaam of bekwamer collega, die in den troep blijft
dienen.
En het is waar, dat men daardoor aan het hoofd van bataljons
en compagnieën officieren ziet geplaatst, die veel te weinig practische
ervaring bezitten cm practisch te kunnen zijn in het behandelen
hunner ondergeschikten en in het oefenen van hunuen troep; zelfs