567
oude Samourais, wier eenigst overgebleven bezitting meestal bestaat
in de herinnering aan hun verleden.
Het aantal ongehuwde officieren is zoo gering 3 a 4 per regiment
dat zij er niet aan denken een gemeenschappelijke tafel te bezit
ten. Zij zouden er een gedeelte hunner vrijheid verliezen, terwijl zij
te weinig talrijk zijn om de genoegens van het leven „en pension"
daardoor vergoed te zien. Zij leven dus geheel thuis, en, dank zij
de toegevendheid der zeden en gewoonten aldaar, weten zij ge
woonlijk gemakkelijk zich te bevrijden van de verveling der een
zaamheid.
De officieren zien elkander dikwijls bij den dienst of bij recepties
hunne huisgezinnen hebben echter niet den minsten omgang met
elkander, zelfs niet officieel, daar het houden van recepties, zooals
in de burgermaatschappij plaats vindt, tot de vrouwen der officieren
nog niet is doorgedrongen.
In elk garnizoen is van Gouvernementswege een keurig gebouw
opgericht voor officiers-sociëteit. Daar vereenigt men zich daar wor
den de militaire vragen van den dag behandeld. (1) Buiten deze
officieele vereenigingen wordt de sociëteit weinig bezocht.
Hoezeer de souverein en de vorsten het leger ook genegen zijn,
het is er verre van af, dat dit in de maatschappij de plaats van de
kaste der Samourais inneemt. Bij het volk, dat twintig jaren gele
den aan de kaste der krijgslieden onderworpen was, is een nieuw
politiek leven opgewektde militaire traditie is voor hen een doode
letter geworden; zij stellen geen belang in zaken het leger betref
fende, ja, zelfs zijn er, die het nut eener zoo kostbare inrichting niet
inzien. Het is dus te voorzien dat de officieren en het Japansche
leger in het algemeen, na verloop van tijd, in verband met de lig
ging van het land waardoor een onbepaalde vrede verzekerd is, in
de maatschappij aldaar slechts een ondergeschikte plaats zullen
innemen.
G.
(1) Het schijnt alzoo dat de „wetenschappelijke vereenigingen" in de sociëteit wor
den gehouden! G.