569 -
Op den 7ea Februari hadden twee mijnontploffingen onder de spoor
baan plaats, de eerste tusscheu Ketapan-Doea en Lampeneroet, de
tweede tusschen Lamreng en Lambaroe. De beschadiging was echter
in beide gevallen gering.
Ook hier werd de ontploffing veroorzaakt door granaten.
Nog verschillende andere malen deden zich herhalingen van deze
ontploffingen voor, de eene keer gepaard met meer, de andere met
minder schade aan het materieel en aan den weg, doch gelukkig
steeds zonder noemenswaardige persoonlijke ongevallen.
Een gedeserteerd Europeesch artillerist werd verdacht den Atjehers
de uitvoering van dit denkbeeld aan de hand te hebben gedaan.
Het eerste middel, dat van onze zijde tot voorkoming van onheilen
uit deze ontploffingen werd aangewend, was het vooraf nauwkeurig
doen inspecteeren der baan en het daarover bij wijze van proefrit
doen rijden van zwaar belaste ballastwagens of van een locomotief.
Geen dier beide middelen bleek echter afdoende.
De mijnen waren zoo zorgvuldig aan het oog onttrokken dat zelfs
het scherpste onderzoek de plaats der ingraving niet deed ontdekken.
De min of meer primitieve wijze, waarop de granaten geplaatst en
ontstoken werden, was verder oorzaak dat de ontsteking, bij het over
rijden van een trein, niet verzekerd was; de mijnen sprongen soms
eerst, nadat de proeflocomotief en daarna de geheele trein er over was
gegaan, bij het voor de tweede maal passeeren van denzelfden trein,
terwijl men de zekerheid had dat de mijn niet was gelegd tusschen
het voor de eerste en de tweede maal er over rijden van dien trein.
Een beter middel bleek het 's nachts in hinderlaag leggen, terzijde
van de baan, van enkele personen die in opdracht hadden de Atjehers,
welke zij aan de baan zagen werken waar te nemen en de plaats
aan te wijzen waar zij dat hadden gezien. Den volgenden dag werd
dan die plaats onderzocht. Op die wijze werden meermalen mijnen
ontdekt en onschadelijk gemaakt.
Geheel afdoende is het middel echter nog niet. Althans nog
steeds doet zich van tijd tot tijd eene ontploffing voor, nu laatste
lijk den 15en Mei tusschen de posten Lamdjamoe en Blang.
De opgraving van sommige, nog ongesprongen mijnen heeft ons te-