574 het schip aanlegden en als ratten er tegen opklommen. Oran is, zooals ik reeds zeide, de hoofdstad der provincie van dien naam; de beide andere provinciën van Algerië zijn Algiers en Con- stantine met gelijknamige hoofdplaatsen; deze provinciën zijn veel vruchtbaarder dan het aan water arme Oran. De stad Oran is gebouwd op heuvelachtig terreinvan de haven naar de stad tot aan liet spoorwegstation loopt eene ruim een uur gaans lange, vrij breede, zindelijke straat. De huizen zijn in den regel hoog en van stevige constructie, behalve in de Arabische wijk, waar veel kleine krotten staan. Achter de stad ziet men het gebergte met hier en daar een goed onderhouden fort. De bevolking bestaat voornamelijk uit Span jaarden, Franschen en Arabieren. Na het debarkemen-t werden wij door een onderofficier van het in Oran gelegerde kleine depot van het vreemdenlegioen ontvangen en naar het hoog boven de stad gelegen fort St. Gregoire gevoerd. Spoedig werden wij omringd door verscheiden jonge Zouaven, die ons wilden overhalen hun een glas wijn of absinth te schenken maar de korpsgeest zat er al bij ons in, zoodat zij niets kregen en spoedig aftrokken, ons verwijtend dat wij hen den steilen wegnaar het fort te vergeefs hadden doen afleggen. Beter troffen het de enkele oude soldaten van het legioen, die te St. Gregoire in garnizoen lagen en die de recruten aldaar steeds met goede en welgemeende raadgevingen helpen en zich daarvoor ook gaarne op een liter laten onthalen of den onervarenen wat geld uit den zak weten te kloppen. Meestal zijn zij dan ook bij aankomst van recruten weldra „onder den invloed". Nog op den avond van onze aankomst ontvingen wij ons tent doek en eene wollen deken en legden die bij wijze van onderlaag op de brits in ons logies, dat uit een soort van kelder bestond. Ik was zeer vermoeid, maar kon den geheelen nacht niet slapen van het vervaar lijk rumoer dat mijne kameraden maakten bij de jacht op het onge dierte dat hier in menigte voorhanden is. Den volgenden middag bracht ons een onderofficier naar het sta tion, waar wij ten 4^ ure in den trein stapten, die ons des avonds ten 9 ure te Sidi Bel Abbes, het hoofddepot van het vreemden legioen, bracht. Een planton ontving ons aan het station en bracht

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 593