575 ons tot mijne groote verbazing langs breede, met gaslantaarns ver lichte lanen naar het kwartier van het legioen, dat door hooge muren omringd is. Hier ontvingen wij ons regimentsnummer en werden in escouades ingedeeld. Onze bedden stonden gereed, zoodat wij er slechts hadden in te kruipen; doodmoe als ik was, viel ik terstond in slaap en verbeeldde mij dat ik pas ingedut was, toen ik reeds door den roep „au café" gewekt werd. Ik wilde mij, onbekend met de beteekenis van dit geroep, nog eens omdraaien, toen mijn buurman mij uitlegde dat de koffie eiken morgen vóór de re veille in de chambrée werd gebracht; hij leende mij een quart (blikken mok van liter inhoud). Toen de kok met den koffieketel voorbijkwam, deed ik dan ook net als de anderen, dompelde mijn quart er in en nam mijn portie. De drank was warm, maar een koffiesmaak kon ik er niet aan proeven; ook was het moeielijk te onderscheiden, of de smaak zoet of bitter was. Kort daarop klonk de reveille. Het bataljon, dat in deze depot plaats in garnizoen lag, trad aan voor de exercitie. Wij recrutsn werden naar de pomp geleid om ons te reinigen. Ten 8 ure werden wij door den dokter onderzocht, daarna gekleed en gewapend. Dit was op een Dinsdag; het overige van de week hadden wij beschik baar om ons goed te merken met rood garen. Die geld heeft, laat dit merken door de andere soldaten doendie het niet heeft, doet het zelf. De oude soldaten verdienen met dit merken in den regel nog al een en ander. Ook krijgen zij van de recruten gewoonlijk hunne burgerkleeren om die te verkoopen, zonder dat de recruten van de opbrengst later veel zien. Dat alles gaat zoo kameraad schappelijk, dat de recruut in den regel niet eens merkt dat hij beetgenomen wordt, dan nadat hij geheel is leeggeplunderd en men zich niet meer met hem bemoeit. Gelukkig trof ik reeds den eer sten dag een paar bekenden van vroeger aan, en kwam ik er op die wijze zonder schade af. Zaterdags werden wij door den regimentscommandant geïnspecteerd en Zondag mochten wij voor 't eerst uit. Ik ging met twee kame raden, die ik had opgedaan, de stad in, en daar wij eenig geld had den, besloten wij den vijgenbrandewijn, bekend onder den naam van Dl. I, 1889. 37

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 594