- 579 zij met alle macht, zoodat wij verheugd waren reeds tegen 8 uur Mercier la Cambe, onze bestemming voor dien dag, bereikt te hebben. Mercier la Cambe is een groot, net dorp met goed waterde be woners zijn meestal Spanjaarden, Elzassers en Zwitsers, voor't groot ste deel landbouwers. Daar wij hier den heelen dag moesten blijven, werd voorloopig wat rijst gekookt en uitgedeeld, om met de soep te kunnen wachten tot 's avonds. Intusschen zwierven wij in den om trek rond en vulden onze maag met moerbeien, die hier in overvloed voorhanden waren. Wij dachten ongaarne aan den volgenden dag, want dau moesten wij tevens denken aan de 31 KM., die wij voor de borst haddenook zei men ons dat de weg veel slechter werd als hij tot nu toe geweest was. Wij kropen daarom bijtijds in onze ten ten en ik was zelfs tamelijk wel uitgeslapen, toen voor de koffie werd geroepen. Daar de weg, dien wij moesten afleggen, veel sterke bochten maak te, sloeg de korporaal ons voor, onder leiding van een der disciplinai- ren een korter pad door de heuvels te volgenhij zelf zou dan met den treinsoldaat en de ezels den gewonen straatweg houden, vermoe delijk met het doel om zich intusschen met de overigen aan onze vivres te goed te doen. Wij namen echter zijn voorslag aan met het gevolg dat wij twee uur later na vermoeiend klimmen en dalen in den duisteren nacht zonder een spoor van een weg te zien, mid den in het gebergte stonden. Wij moesten den morgen afwachten en toen op goed geluk af verder tobben. Na eeaige uren zwoegens kwamen wij eindelijk een Arabier tegen, dien wij beduidden dat wij naar Mascara moesten, waarop hij ons weer op den weg bracht. Op een kilometerpaal zagen wij toen dat wij nog 19 KM. te loopen had den. Dat was een alles behalve opwekkend vooruitzicht. Wij wa ren nog niet gewend aan de gloeiende zon, die ons op den rug brandde; water hadden wij geen droppel meer en onze magen ram melden van honger. Wij hadden echter niets bij ons als wat hard brood dat met de grootste inspanning niet door de droge keel was te krijgen. Wij lieten het hoofd -hangen en marcheerden in diepe stilte verder; volgens onzen geleider moesten wij dicht bij water zijneerst 2 uur later bereikten wij dat echter. Wij wierpen de ransels af en ijlden op het kostelijke vocht toe; maar helaas! het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 598