- 584 -
De verslagen der Vereeniging voor de krijgswetenschap zijn in
het Indische officierskorps genoeg verspreid om het overbodig te
maken hier te trachten een overzicht van majoor Bruinsma's rede
te geven, de dagbladen hebben bovendien reeds meerdere gedeel
ten er van tot publiek eigendom gemaakt. Wij wenschen echter eene
episode uit de eerste bestorming nog eens weer te geven, omdat zich
daaraan een verzoek vastknoopt van majoor Bruinsma zelf, dat naar
wij hopen bij velen weerklank zal vinden. Wij bedoelen die, waarin
de fuselier Yan Overmeiren eene hoofdrol speelt.
Van Overmeiren, fuselier bij het 3e bataljon te Samarang, behoorde
in 1873 niet tot de oppassende manschappen, hoe flink soldaat hij
overigens was. Toen de order om te velde te gaan kwam, zoude
hij zelfs juist in de 2e klasse van militaire discipline teruggeplaatst
worden en daardoor, volgens de toen geldende bepalingen, achter
moeten blijven.
Tegen deze schande kwam echter zijn soldatenhart ophij ver
zoekt het rapport bij zijn bataljonscommandant, majoor Cavaljé en
waagt het met bevende stem te vragen om niet in de 2e klasse
van militaire discipline teruggesteld te wordenhij geeft daarbij de
verzekering dat hij op Atjeh zijn plicht zal doen en zooals hij het
uitdrukt zich liever in stukken wil laten hakken dan aldaar ooit een
pas achteruit te gaan.
De majoor ziet hem aan, stelt vertrouwen in zijn woord, en zegt:
„sergeant-majoor, Yan Overmeiren wordt nog niet in de klasse terug-
„geplaatst, hij mag dus mede naar Atjeh".
Hoe Van Overmeiren zijn woord gestand deed, deelt majoor Bruins
ma ons uitvoerig mede. Hij verplaatst ons daartoe naar Atjeh op
den 10en April 1873. De hoofdmacht der le Atjeh-expeditie was,
onder den opperbevelhebber, Generaal-majoor Kohier, des morgens
uit het strandbivak naar het binnenland opgerukt. De marsch, door
verschillende omstandigheden zeer vertraagd, werd gericht op de eerst
waargenomen versterking, deMissigit. De vijand werd eerst bespeurd,
toen men den westelijken muur dier missigit tot op ongeveer 300 M.
genaderd was en hij het vuur op onze dichte colonnes opende. Ma
joor Cavaljé, commandant der voorhoede, gelastte eene verkenning
aan de rechter- en linkerzijde, waarvoor de 1° compagnie van het