593
Doea worden vermeld, daar treedt Yan Daalens naam steeds in een
schitterend licht.
Bij het gevecht van Ketapan Doea werd Van Daalen door een
schampschot aan den linkervoet gewond en dientengevolge van het
oorlogsterrein naar Batavia geëvacueerd. Hersteld zijnde had de
betreurenswaardige gebeurtenis plaats die hem voor het leger verloren
zou doen gaan.
Bij gelegenheid der feestelijke ontvangst van Generaal Yan Swieten
en den staf van de tweede Atjehsche expeditie bij hun terugkeer
op 1 Mei 1874, beging Van Daalen, in eene 'oogenblikkelijke
opwelling, eene daad van oneerbiedigheid jegens den Vertegen
woordiger des Konings in deze gewesten, een weigeren der hem door
den Landvoogd aangeboden hand, die aanleiding gaf tot het plotseling
afbreken zijner reeds zoo roemvolle carrière. Hoewel de Raad van
Onderzoek, voor welken hij ter zake van dit feit verscheen, Van Daalen
vrijsprak, werd door hoogerhand anders geoordeeld.
Op grond van artikel 1 2 sub f van het militair pensioenregle
ment werd de kapitein G. C. E. van Daalen bij besluit van 14 Juni
1874 N°. 1 eervol en met behoud van recht op pensioen uit Zijner
Majesteits militairen dienst ontslagen en eindigde hij daarmede eene
loopbaan, die bij eene andere toedracht van zaken had kunnen leiden
tot de hoogste en eervolste betrekkingen in het Leger.
In het burgerlijk leven teruggekeerd, verwierf Van Daalen zich
door energie en bekwaamheid eene eervolle stelling in de maatschappij.
Het Leger betreurt echter steeds den officier, wiens daden tot zoo
groote, onvervulde verwachtingen aanleiding gaven.
Wij besluiten deze korte levensbeschrijving met de vermelding
van het oordeel van Generaal Van Swieten over Van Daalen,
waarbij deze generaal tevens verklaart om welke reden dien kapitein
het ridderkruis der Militaire Willemsorde, zóó wel door hem verdiend,
werd onthouden.
„Wij hebben" zegt de generaal op blz. 208 en 209 van zijn werk
„„De waarheid over onze vestiging in Atjeh" „zooeven van den
„kapitein G. C. E. Van Daalen gesproken en hem een ver-