"V A jR I -A-. Eene toespraak van Lord Wolseley. In Engeland is het gewoonte dat de Legerbevelhebber, bij de aanstel ling der officieren van de Academie te Woolwich, eene toespraak tot hen houdt. Daar de Hertog van Cambridge evenwel afwezig was buiten Engeland^ deod Lord Wolseley het dit jaar in zijne plaats. Hij sprak daarbij de volgende behartigingswaardige woorden: „Ik vermoed dat gij allen bezield zijt met de begeerte en met het voornemen om bij de roemvolle regimenten, waarbij gij zult worden in gedeeld, uw naam niet verloren te doen gaan. Het kan u daarom wel licht nuttig zijn van iemand die uit dezelfde positie, waarin gijlieden nu zijt, tot hooge waardigheden is opgeklommen, te vernemen dat het al of niet slagen in uwe voornemens geheel afhangt van uw eigen handelingen en geheel in uwe eigen hand ligt. De dagen van partijdigheid, gunst betoon en nepotisme zijn in het Britsche leger voorbijde dagen van bevordering volgens anciënniteit zijn reeds lang geteld en zullen zelfs nimmer terugkeeren. De Opperbevelhebber kiest thans al de uitgelezen personen die hij kan vinden, voor de eervolle en verantwoordelijke be trekkingen, waarover hij beschikken kanwanneer iemand zich nu nog beklaagt dat hij niet vooruitkomt wegens gebrek aan voorspraak, weest verzekerd dat de schuld aan den persoon zelf ligt. Uit eigen ondervin ding kan ik u verklaren, dat het thans veel moeielijker is om voor goede betrekkingen geschikte personen te vinden dan wel om aan geschikte perso nen eene goede betrekking te geven. De beste raad, dien ik u kan geven is, om den schouder tegen het wiel te zetten en uwe meerderen te toonen dat gij vast besloten zijt uw best te doen. Het komt er niet op aan hoe gering de u opgelegde taak is; al bestond zij alleen uit lichamelijken arbeid, ja al was het b. v. niet anders dan kolen dragen, doe het met ernst en toewijding en men zal u weldra wat beters toevertrouwen. „Het is mogelijk dat gij, volgens den aard van jonge mannen, u beter

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 616