55 aan dat misdrijf schuldig te maken, toen hij het volvoerde, verkeerde hij in een toestand, welke alle toerekenbaarheid geheel uitsluit, indien de dronkenschap volkomen is'; de schuld vermindert en de toe passing eener lichtere straf wordt alleszins gerechtvaardigd naarmate een meerdere of mindere graad van dronkenschap aanwezig is. Het door ons ontwikkelde en thans ook algemeen door de wetenschap aangenomen stelsel zal overigens ook in alle gevallen van dronkenschap kunnen gelden, welke ook de aanleidende oorzaak daarvan zij, hetzij dezelve uit toeval, onwillig, door moreele overmacht dan wel geheel buiten schuld van den dader is ontstaan. Altijd zal een zoodanige dronkenschap, waardoor de dader geheel van het gebruik zijner vermogens is beroofd geworden, de toerekenbaarheid ten volle uitsluiten, terwijl de toestand van zoogenaamde gedeeltelijke dron kenschap tot de toepassing eener lichtere straf zal moeten aanleiding geven, waarbij de omstandigheden, alsmede de meer of minder ge vorderde graad van dronkenschap, zullen behooren in aanmerking te komen. Vraagt men nu of een zoodanig stelsel in het nader te ontwerpen strafwetboek voor Indië in uitdrukkelijke wetsbepalingen moet zijn vervat, dan meenen wij zulks als overbodig te moeten beschouwen, wanneer slechts het algemeene beginsel omtrent de toereke ning der misdrijven, zooals in artikel 37 van het Nieuw Strafwetboek in Nederland (1) in zoodanige bewoordingen vervat is dat onder de ziels toestanden, welke de toerekenbaarheid uitsluiten ot tot een lich tere straf aanleiding geven, ook de dronkenschap zal kunnen worden begrepen. Men vergete ten slotte niet dat hij, die zich op dronkenschap beroept als eene omstandigheid die de strafbaarheid der handeling hetzij geheel dan wel ten deele uitsluit, het bestaan en den graad daarvan zal hebben te bewijzenen dat dus het gevaar van misbruik dat men aan de afschaffing van artikel 16 C. W. en aan de thans ge huldigde theorie heeft willen toeschrijven, slechts denkbeeldig is. De uitkomst zal voorzeker die vrees beschamenmen vergete alweer niet dat, blijkens de ervaring, ook bepaaldelijk voor den strafwetgever het woord is geschreven „La peur est une mauvaise conseillcre." (1) Niet strafbaar is hij, die een feit begaat dat hem wegens de gebrekkige ont wikkeling of ziekelijke storing zijner verstandsvermogens niet kan worden gerekend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 66