60 - Het Wetboek van Strafvordering moet behalve, voor zoover het de leer van het bewijs (art. 210 C. W.) en die van den samenloop der misdrijven in zich bevat, den militairen rechter geheel onbekend zijn. Zoowel wanneer hij burgerlijke delicten als militaire misdrijven te beoordeelen heeft, vindt hij zijne voorschriften in het Reglement op de militaire RechtsplegingHij mag noch naar de woorden, noch naar den geest, noch naar de beginselen van het Wetboek van Straf vordering recht spreken. Dat wetboek bestaat voor hem niet. De militaire rechter, die het Wetboek van Strafvordering, zij het dan ook bij analogie, toepast, stelt zich, onzes inziens, boven den wetgever. Indien het Wetboek van Strafvordering reeds bestaan had, toen de Militaire Rechtspleging werd samengesteld, dan zou er misschien meer aanleiding voor kunnen zijnde voorschriften daaruit zou den dan wellicht tot elucidatie van de Rechtspleging der Landmacht kunnen worden gebruikt. Maar dewijl het Wetboek van Straf vordering in Nederland eerst in 1838 en in Indië in den jare 1847 is afgekondigd, zoo gelooven wij niet, dat men ooit tot dat Wetboek zijn toevlucht zal mogen nemen om tot een uitlegging van eenig artikel uit een wetboek van 1815 te geraken. De militaire wetgever huldigt in het wetboek der R. L. eenige bepaalde beginselen. Die beginselen mogen niet veranderen, zoolang de wetgever zelf dat niet beveelt, doch een veel later afgekondigde wet kan daarop geen in vloed uitoefenende wetten hebben geen terugwerkende kracht. Wij moeten dus de artikelen der Militaire Rechtspleging verklaren zonder daarbij aan het Wetboek van Strafvordering te denken. Wij komen derhalve tot deze gevolgtrekking: daar de militaire rechtspleging haar grondslag vindt in het oud-Hollandsch rechten met de procedure, voorgeschreven in het Wetboek van Strafvordering, niets gemeen heeft, mogen wij het nut betwijfelen van het op blz. 5 ia de Handleiding ons gegeven overzicht eener manier van procedeeren voor den burgerlijken strafrechter welk dit nadeel nog heeft dat het sommige lezers in de erroneuse meening zou kunnen brengen, alsof tusschen de burgerlijke en militaire straf rechtspleging eenig verband zoude bestaan. Wat de verandering, welke zijn aangebracht, verder betreft mer ken wij op dat men eenige goede wenkeD, door Mr. Winckel indertijd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 71