66
De bevoegdheid tot interpretatie is evenwel den strafrechter niet
verboden, mits hij zich streng houde aan de woorden der wet, op
gevat in hunne werkelijke beteekenis.
De wetsuitlegging, bij het strafrecht erkend, is die langs authen-
tieken, doctrinairen, grammaticalen en logischen weg. Wanneer de
opsteller der Handleiding, aan de hand van Mr. Van Deinse in zijn
bekend werk. ook van oordeel is dat de extensieve interpretatie niet
in strijd zoude zijn met den rechtsregel, dat de strafwetten zijn van
strikte uitlegging, dwaalt hij met dien geleerden schrijver evenzeer,
welke van meening is dat die extensieve interpretatie geoorloofd is in
die gevallen welke, hoezeer niet speciaal bij name aangeduid, echter
niet in eene generieke uitdrukking der wet opgesloten liggen. (1)
Hier ligt eene onjuiste voorstelling tot grondslag. Wanneer eene
daad of omstandigheid als species in een algemeenen term begrepen
is, is zij werkelijk in de woorden der wet uitgedruktdewijl het
opnoemen van het geheel (genus) noodwendig de vermelding van al
zijne andere deelen (species) in zich sluit. Dit te onderzoeken, kan
mitsdien wel een punt van grammaticale, doch niet van extensieve
interpretatie uitmaken, wier criterium juist bestaat in het be
grijpen onder de wet van gevallen, welke derzei ver woorden naar hunne
natuurlijke en technische beteekenis niet te kennen geven; hetgeen,
ware zulks geoorloofd, voorzeker in tegenspraak zoude zijn met den boven
aangenomen regel dat de letter, d. i. de woorden der wet, hare eenige
kenbron dient uit te maken. Maar ook voor een oogenblik aangenomen,
dat het oordeel juist zij dat: „in dit artikel (art. 17. C. W.) geen sprake
is van analogische interpretatie der strafwet, maar de strekking van
hetzelve alleen tot het toelaten van de extensieve interpretatie en
deze noch wel in beperkten zin zich bepaalt", dan nog vragen wij ons
af, hoe zulks te rijmen is met de slotsom waartoe schrijver gekotneu
is, dat: „bij de toepassing van dit artikel (art. 17 C. W.) de rechter
zich hebbe af te vragen, of het geval, bij de wet niet omschreven,
nagenoeg overeenkomtten aanzien van het misdadigemet eenig bij
dezelve wel omschreven geval, zoo ja hij dan dat geval in de
wet kieze, hetwelk onder de vele anderen daarin voorkomende,
daarmede de meeste overeenkomst heeft".
(1) B. Y. Mittormaier in de 13e edit, von Feuerb. Lehrb, des peini. Kechts g 75 a,