70
leger met verlof of die ingescheept zijn om uit Indië terug te keeren,
ook vóór hunne iudeeling bij het koloniaal werfdepot, aan den mili
tairen rechter in Nederland zijn onderworpen."
Vergissen wij ons niet, dan is de Nederlandsche militaire rechter ook die
zelfde leer toegedaan, welke bij sententie dd. 7 September 1880 in hoo-
ger beroep heeft beslist, dat de krijgsraad te Haarlem terecht kennis
heeft genomen van het aan een zich met verlof in Nederland opge
houden hebbend militair ten laste gelegde misdrijf. Bovengemeld arrest
vonden wij evenwel niet daarbij vermeld. Voor den militairen rech
ter in Indië zou het zeker van groot practisch belang zijn ook
uit de Handleiding te mogen vernemen, dat evenwel erkende beoefe
naars van het militaire recht een geheel andere meening voorstaan. (1)
Ook de Advokaat-Fiskaal had in een breed gemotiveerde, zeer be
langrijke conclusie tot onbevoegd verklaring van den krijgsraad ge
concludeerd om van de zaak kennis te nemen, ongeveer op dezelfde
gronden als die door Hr. Van der Hoeven worden medegedeeld (2), welke
's Hof sententie, op zijn minst genomen, een zeer gewaagde juris
prudentie noemt, en daarin een nieuw bewijs ziet, hoever men 't met
de uitlegging van wetten kan brengen, indien men ze niet beschouwt
in verband met den werkelijken bestaanden toestand.
Art. 2 C. W. (3) spreekt over slechts ééne armee, d. i. natuurlijk
de Nederlandsche. Nu moge het in de bedoeling van art. 178 van
de Grondwet liggen dat er één Nederlandsch leger is voor Nederland
en Indië (4), nu moge dat artikel althans „niet in den weg staau
aan eene wellicht te eeniger tijd wenschelijk te achten amalgamate
van het Nederlandsch en Indisch leger" (5), nu moge die eenheid vroeger
(18151830) werkelijk bestaan hebben (6) thans bestaat zij feitelijk
niet; thans bestaat een afzonderlijk Nederlandsch leger en daarnaast
(1) Men leze hetgeen Mr. Pols in zijne toelichting van het Crimineel "Wetboek
voor het krijgsvolk te lande sub. art. 2 daaromtrent zegt.
(2) Mr. Y. d. Hoeven, Rechtg. en Bijbl. II Jaarg. afdeeling C. blz. 3 en volg.
(3) Art. 2 C. W. „Tot het krijgsvolk te lande behoorenallen die in formatie
der onderscheidene korpsen der armee zijn begrepen."
(4) Heemskerk, de Praktijk onzer Grondw. II blz. 121.
(5) Yoorl. verslag 2de Kamer over het voorstel tot verandering van Hoofdstuk YIII
der Gw. Bijl. 18841885, 2de zitting no. 14 tot 41 blz. 127 art. 180, Mem. v. Beantw.
Bijl. 1885 1886 no's. 34, 28, 61, 62 en 63.
(6) Heemskerk 1. c.