74
Geen bevel of voorschrift, van welk departement ook, vermag daarin
eenige veranderingen te brengen. Dit is de wil der wet. In dit wet
telijk organisme heeft de bewuste algemeene order van het militair
departement een storende greep gedaan.
Onder de landswetten komen de algemeene orders van het militair
departement niet voor, zoodat eene circulaire van het militair depar
tement alleen kan gelden als regel voor de behandeling der zaken
van het Leger, doch nimmer als wet, waardoor de vigeerende wettelijke
bepalingen worden gewijzigd en de militaire commandant de bevoegd
heid heeft naar zijne eigene inzichten verdachten al dan niet op vrije
voeten te stellen. Voorzeker is op dat gebiedend voorschrift der wet om
het preventief arrest in alle gevalleD, zondep onderscheid, toe te passen,
veel af te dingen. Wanneer er werkelijk gevaar voor ontvluchting
bestaat, is het inderdaad noodig dat men zich verzekere van den persoon
des misdadigers; maar men gaat te ver, wanneer men iemand voor
het minste vergrijp, dat hem naar den krijgsraad doet brengen, van
zjjne vrijheid berooft, alleen op grond eener tegen hem ingebrachte
klacht. Wanneer een burger in hechtenis wordt genomen, dan gebeurt
dat op bevel of onder goedkeuring van de Rechtbank en wel na een
onderzoekwelnu! dit behoorde het geval ook bjj militairen te zijn.
Op de wenschelijkheid van dergelijke regeling betreffende het voorloopig
arrest volgens het te scheppen recht hebben wij meermalen, ook in
dit Tijdschrift, gewezen, evenzeer als ons mishaagt en in beginsel
even streng is af te keuren de exorbitante discretionnaire macht, aan
den plaatselijken commandant verleend, om te beslissen of een zaak
voor den krijgsraad zal worden behandeld, dan wel of zij aan den
disciplioairen rechter zal worden overgelatendoch dit is hoe ver
keerd ook eenmaal bij de wet bepaald, welk voorschrift wij hebben
te eerbiedigen en na te komen.
Ten slotte hebben wij nog'op te merken dat naar onze meening
het voorschrift, vervaten art. '22 van de Algemeene Bepalingen „dat
de rechter die weigert recht te spreken onder voorwendsel van stil
zwijgen, duisterheid der wet, uit hoofde van rechtsweigering kan
worden vervolgd,onder^ art. 205 R. L. "misplaatst mag heeten, daar
de bepaling van dit artikel alleen toepasselijk is op het burgerlijk
recht en dat daardoor niet gederogeerd wordt aan den regel van het