81
fig. 2
TV der schaal van fig. 1)
Iedere loopplaats geeft toegang tot de eveneens met een hekwerk
omgeven drijfplaats b (zie fig. 2); daartoe worden eenvoudig de latten
van het hekwerk op zijde geschoven.
Aan het einde der drijfplaats is een rotonde d aanwezig, waardoor
het mogelijk wordt dat de paarden, zonder keert te maken, van hand
kunnen veranderen.
De wijze, waarop dit geschiedt, zal niet behoeven verklaard te wor
den, indien men weet dat ter hoogte van e eene verschuifbare deur
aanwezig is.
Het drijven in de drijfplaats geschiedt in stap en in draf.
Bij het drijven in stap zijn de wachters te voet en voorzien van
een chambriere, terwijl een hunner tevens een jachthoorn en een
bel bij zich heeft. Deze laatste -marcheert aan het hoofd der colon
ne, terwijl hij nu en dan beurtelings bel en hoorn laat hooren. Ach
ter hem volgt een koppel paarden (door een koppel wordt verstaan
de paarden uit een stal, dus 30), daarachter een wachter, ver
volgens weder een koppel paarden, enz. enz. Aan den staart der co
lonne marcheert steeds een wachter.
De wachters hebben slechts zorg te dragen dat de paarden van
het koppel, dat zich vóór hen bevindt, niet achterblijven en dat die
van het koppel, dat achter hen is, hen niet voorbijloopen, terwijl zij
tevens onderling een bepaalden afstand bewaren, welke op de drijf
plaats door middel van seinlatten is aangegeven.
Dl. I, 1889. c