102
sionneering; 'n kapitein, 40 jareii oud, dus in de kracht van zijn leven,
lichamelijk en verstandelijk goed ontwikkeld, wordt gepensionneerd omdat
hij 40 jaren oud is. Dwazer kan 't wel niet, en daarom behoeft men
niet te vreezen dat het hier zal worden overgenomen.
Maar, zegt schrijver, daar is nog 'n andere wijze van opruimen, die is
nobeler, en die past men in Pruisen, den militairen staat bij uitnemend
heid toe.
Die wijze bestaat in 'n beleefde uitnoodiging zich te laten peiisionrieeren
het couvert, waarin deze uitnoodiging is gesloten, is blauw en komt direct
uit 's Keizers Kabinet. (Ik kan 't. niet helpen, maar dat blauwe couvert
vind ik toch wel 'n beetje indiscreet.) In de laatste maanden werden er
60 generaals, 150 hooge hoofdofficieren, nevens talrijke officieren van
lageren rang, van alle wapens, uit den dienst ontslagen.
Ik wil het gaarne gelooven, terwijl ik tevens de overtuiging heb dat
daarvoor gegronde redenen bestaan hebben. Die officieren waren, volgens
de daar gestelde eischen, ongeschikt voor hun rang of don naastvolgcn-
den rang en dit zoo zijnde kan er ook niets onbillijks in gevonden worden.
Men zal in Duitschland geen generaal pensionneeren als van hem nog
goede diensten verwacht kunnen worden, zelfs geen luitenant of kapitein.
Bovendien moet schrijver ons niet willen wijsmaken, dat het zoo ver
schrikkelijk is dat 60 generaals gepensionneerd zijn als van onze 4 generaals
één het leger verlaat dan heeft dit, voor ons leger, hetzelfde elfect als de
60 generaals dit voor het Duitsche leger zullen hebben. Cijfers bewijzen
niets als ze niet vergelijkend zijn.
Over den leeftijd schijnen sommigen eigenaardige denkbeelden te
koesteren; men schijnt te denken, dat een man van 40 a 50 jaren niet
meer veel beteekent, verstandelijk en lichamelijk op is.
Wat het lichamelijke betreft ik zou kunnen aantoonen, dat officieren
tusschen de 40 en 50 jaren, ja zelfs er over, volkomen bestand zijn tegen
elke vermoeienis, terwijl dit bij jeugdige luitenants tusschen de 20 en
30 jaren dikwijls niet het geval is. Men kan oud worden vóór zijn tijd;
daarentegen bewaart eene werkzame, degelijke leefwijze ons dikwijls
lang voor den ouden dag.
Wat nu het intellectueele betreft, daarover valt niet te redetwisten:
de een is vroeg afgestompt en memorieloos, 'n ander blijft in het bezit
van zijn gezond verstand tot aan zijn laten dood.
Ik ben van meening, dat daar, waar zich verschijnselen voordoen van
lichaamsverval en achteruitgang op verstandelijk gebied, het blauwe
couvert dienst zou kunnen doen (ofschoon ik ook in dit geval de zaak