BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS YAN
PALEMBANG SEDERT 1848.
Vervolg van blz. 26).
XII.
Tochten tegen Dragam {.Juni. Juli 1852).
Algemeens toestand in Juli 1852.
Gedurende de expeditie naar Ampat Lawang verschenen te
Tebing Tinggi de hoofden van Boelan Tengah met de mede-
deeling dat de bevolking, die zich langs de Semangoes in de
versterkte nederzettingen koeboéansvan Dragam ophield, nog niet
naar hare doesoens was teruggekeerd en in haar lijdelijk verzet bleef
volharden. Dragam, die den naam van Djaja Pati had aange
nomen, regeerde daar onbeperkt en had als 't ware een staatje in
den staat gesticht. De bevolking, die hem aanhing, was in het bezit
van een aanzienlijk getal, uit Dj am bi ingevoerde geweren en be
dreigde steeds de rust door hare veelvuldige rooftochten.
De hoofden verlangden zeer daaraan een einde te zien gemaakt en
verklaarden zich bereid, den weg naar Dragam's koeboeans te
wijzen. Volgens hunne mededeelingen liep de kortste weg da&rheen
van Loeboe Sepili (nabij Tamboeh aan de Moe si) oostwaarts.
De groote koeboean, Tan dj oen g Br in gin, de woonplaats van
Dragam, telde 130 huizen, was geheel door zwaar hout gepalis
sadeerd en bovendien van een aarden borstwering met gracht voorzien.
Eene andere koeboean, waar zich een weggeloopen hoofd van Tam-
bangan ophield, bevatte een 30-tal huizen en was eveneens versterkt;
verder lagen nog eenige kleinere koeboeans, waaronder Lesong
Batoe, de vroegere verblijfplaats van Dragam, 20 a 30 palen
meer stroomafwaarts aan of oostelijk van de Semangoes.
Dl. II, 1889 7