- 115 mindere hoofden, die zulks weuschten, door het bestuur zouden beves tigd en hun akten van aanstelling zouden worden uitgereikt; dat aan de pasirah's en soekoehoofdeu nieuwe geschreven piagems zouden worden gegeven, welke later, evenals zulks onder de vorsten gebruikelijk was, voor de pasirah's door in zilver gegraveerde zouden worden vervangen dat verlangd werd, dat de hoofden aan hunne ondergeschikten passen uitreikten, voorzien van hunne stempels, wanneer die onder geschikten op ons grondgebied kwamen handelen, want dat er bevel was gegeven om iederen Pasoemaher, die geen pas had, op te vatten dat door het uitreiken dier passen ook hunne macht over hunne onderhoorigen, welke bijna tot niets was gedaald, zich weder aau- merkelijk zou verheffen dat hun ook wederkeerig verzocht werd, alle personen, van ons grond gebied komende zonder pas, gevangen te nemen en aan het bestuur te Lahat uit te leveren, waarvoor hun, gelijk vroeger ouder de vorsten gebruikelijk was, een belooning zou worden geschonken; dat deze maatregelen noodzakelijk waren tot wering van het slechte volk, dat allen eerlijken handel in den weg stond. Nadat hun hierop de inhoud der bovenbedoelde piagems was voor gelezen, verklaarden zij de navolging, voor zoover die in hunne macht stond, van de gestelde voorwaarden te beloven. Aan een 20-tal hoofden werd nu eene akte van aanstelling gegeven, en aan de voor- naamsten hunner eenige geschenken uitgereikt. Hierop werd de vrede bezworen tusschen hen en de hoofden van G-oemay, ook voor hunne onderhoorigende vergadering ging vervolgens uiteen. Den volgenden dag had een feest- en verzoeningsmaal plaats, en den 14en keerden de meeste hoofden huiswaarts. Inmiddels had Radja Tiang Alam weder een inval op ons grondgebied beproefd; tot het verhaal daarvan moge de volgende opheldering voorafgaan. Toen hij zich in September 1851 in het Bliti'sche bevond (zie hoven, Hoofdstuk VII), huwde hij daar met de dochter van den Anak dalem van Loeboe Besar, welke Anale dalem een schoonzoon

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 121