118 van den Imam van Djoekoeng uiteengejaagd, waarna de bevolking van de marga Loeboe Besar, die hare doesoens verlaten had, weder spoedig, voor een gedeelte althans, terugkeerde. Den 5en September kreeg luitenant Prager, die zich te T a ur ban g an aan de Moesi ophield, bericht van de aanwezigheid van Radja Tiang Alain en de zijnen aan den rechteroever dezer rivier, stroomafwaarts van Tambangan, voortrukkende naar Poeloe Pangong. Hij zakte dus onmiddellijk de rivier weder af; doch zoodra Radja Tiang Alam dat bemerkte, trok deze in den vroegen morgen van den 6en, tusschen Bi n dj ai en L o e b o e Pau, de M o e s i over en marcheerde hij, voor vervolging beducht, zoo snel mogelijk naar Goenoeng Rembang, welke plaats hij den 8en bereikte; zijne bende was zoo uitgeput, dat twee der zijnen onderweg bezweken. Zooals wij reeds mededeelden, ontving De Bra uw, den 4en Sep tember, in Moelak Oeloe de eerste tijdingen van het voorgevallene. Hij keerde alzoo den 5en met zijne troepen naar La hat terug en zond, na de hoogst vermoeide troepen twee dagen rust te hebben gegund, den 8ea eene zijner compagnieën naar Boengamaas. Toen de tijding ontvangen was dat Radja Tiang Alam de Moesi was overgetrokken, werd aan Van Lan gen bevolen naar Tebing Ting- gi terug te gaan en werden Saoeng N a j a en B o e n ga m aas elk door een peloton van evenvermelde compagnie bezet. De positie van Radja Tiang Alam was nu vrij hachelijk ge worden, en vermoedelijk begreep hij wel dat zijn inval mislukt was en hem niet anders overschoot dan een goed heenkomen te zoeken. Hij moest daarvoor of weder over de Moesi en door Kikim terug gaan, of in het Blitische trachten te komen om langs Redjang te ontvluchten, öf dicht bij Tebing Tinggi een dooltocht zoeken. Het eerste was moeielijk omdat hij, gelijk reeds bij T an dj o en g Bindo gebleken was, de bevolking tegen zich hadhet laatste was te ge vaarlijk wegens de nabijheid onzer troepen, doch het tweede moest beproefd worden, aangezien hem dan de kans nog overbleef, door zijne tegenwoordigheid den Imam van Djoekoeng en diens aan hang weder in verzet te brengen of althans, door dezen, hulp te verkrijgen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 124