119
Tusschen Groenoeng Kembang en Soengei War as liep een
aan de troepen onbekend voetpad door het bosch naar de talangs
(gehuchten) Temelat en Okal, behoorende tot de marga L o e b o e
Besar, in welke talangs de Anak d al e m zich met zijne dochter, de
vrouw van Radja Tiang Alam, ophield. Langs dat voetpad
begaven Radja Tiang A lam en de zijnen zich naar Temelat,
waar hij den 10en aankwam.
Zoodra Klam berg, die zich te Loeboe Besar bevond, hiervan
verwittigd werd, rukte hij naar Temelat op, welke plaats na eenen
marsch van vijf uren bereikt en na een kort gevecht, waarbij de onzen
een gewonde bekwamen, vernreesterd werd.
De bende vluchtte het bosch in in de richting van Goenoeng
Kembang; Klamberg keerde den llen naar Loeboe Besar
terug.
Radja Tiang Alarn verzamelde de zijnen nu echter opnieuw
te Temelat en Klamberg liet hem daar ditmaal ongemoeid, aan
gezien volgens de geruchten 's vijands macht tot 600 man zou zijn
aangegroeid. Klamberg meende daarom eenige versterking van
Tebing Tinggi te moeten afwachten.
Toen deze versterking aankwam (38 soldaten en 28 pradjoerits),
had Radja Tiang Alam echter Temelat reeds weder verlaten.
In den nacht van 12 op 13 September trok hij de Bliti over, den
I4en was hij bij Djoekoeng, den 15en bij Padang, ten Westen
van Moeara Bliti. Hij werd nu wel steeds door Klamberg
achtervolgd, doch bleef dezen een marschdag vooruit.
Hij scheen het voornemen te hebben, zijne schreden naar Moeara
Bliti te richten, doch zag daarvan af, toen een detachement, onder
den 2en luitenant Jhr. J. S. van de Poll, den 19en van Moeara
Kati, over MoearaBliti, naar Tanah P ri o e k marcheerde. Op
dien dag bereikte luitenant KlambergTabat Djemaké, doch toen
was Radja Tiang Alam reeds bij verrassing OedjanPanas
binnengedrongen, vanwaar hij naar R e dj a n g vluchtte. Onze troepen
Klamberg en Van de Poll kwamen den 17en te O e dj an
Pan as, waar de hoogst vermoeide soldaten een rustdag hielden. Zij
keerden daarop naar hun garnizoen terug.
Kaar men vernam, had de bende van Radja Tiang Alam den