121
naar Poeloe Pangoeng, hoofddoesoen van Semindo en ver
blijf van den pasirah, pangeran A n o mdie, evenals het grootste deel
der bevolking goedgezind zijnde, voor huisvesting en voeding der troepen
had zorg gedragen. Eenige hoofden van de onwillige doesoens kwamen
zich hier aanmelden met de mededeeling dat hun volk weerspannig
bleef en onderscheidene verhakkingen en verschansingen had aangelegd.
Den 21en rukte de colonne verder stroomopwaarts; zij werd nu en
dan door eene verhakking opgehouden en stuitte tegen 8 uur in den ochtend
op eene versterking, welke boven op eene steile en steenachtige
helling gelegen was en vanwaar uit twee lilla's en eenige geweren
vuur op de troepen gegeven werd. Die benting werd stormender
hand veroverd; verder voortgaande werd de colonne op beide flanken
beschoten; na de soengei Soeban overgetrokken te zijn, nam zij
achtervolgens nog drie bentings, waarbij de steile helling met handen
„en voeten" beklommen moest worden.
Tegen 11 uur voor den middag bereikte zij Moeara Tenang,
eene der vijandige doesoens, welke na korten tegenstand veroverd
werdde troepen bleven hier verder den dag doorbrengen en maakten
veel buit. Nog denzelfden dag onderwierp zich de doesoen Padjer
Do elan. Aan de beide andere doesoens werd nog tijd van beraad
gegeven, doch zonder resultaat; de troepen werden steeds beschoten.
Deze rukten daarop den 23en en 24en uit en vernielden die doesoens
met de aangrenzende talangs, zonder wederstand te ontmoeten.
De colonne keerde, hare taak volbracht hebbende, nu naar P oei o e
Pangoeng terugdoch de temperatuur was hier zoo laag, dat de
koelies ziek werden en het raadzaam werd geacht daar niet langer
te blijven. De troepen vereenigden zich alzoo spoedig weder met de
te Lahat achtergeblevenen; van deze werd een detachement van 60
geweren in de doesoen Penantian achtergelaten, om Moe lak
Oeloe voor zoover noodig in bedwang te houden. Overigens werd
nu de expeditionnaire colonne ontbonden.
Weldra bleek echter tegen Moelak Oeloe nog eenig machts
vertoon noodig. Yan 31 October tot 2 November rukte de majoor Yan
Rijnbergh aan het hoofd eener colonne, sterk 145 man, derwaarts
uit om eene kleine excursie te maken naar eenige doesoens, die bleven
Dl. II, 1889. 8