123
„bataljon werd vereischt, geheel zijn teruggekeerd, en kunnen later
„de manschappen langzamerhand worden teruggezonden die hun
„paspoort verdiend hebben."
Een terugblik op al hetgeen onder het beleidvolle bestuur van De
Brauw was verricht, zal wel de overtuiging schenken dat de buiten
gewone bevordering tot kolonel, welke hem bij Koninklijk besluit
van 15 December 1852 No. 42 ten deel viel, meer dan verdiend was.
Bij dit zelfde besluit werden, ter zake der krijgsverrichtingen in
het Palembangsche, talrijke officieren en mindere militairen tot
ridders der Militaire Willemsorde, de adsistent-resident Yan den
Bossche tot ridder van den Nederlandschen Leeuw benoemd. (1)
XIV.
Voornaamste gebeurtenissen in 1853.
In den aanvang van het jaar 1853 lieten de zaken in het Palem
bangsche zich over het algemeen gunstig aanzien, ofschoon nu en
dan het een en ander plaats vond hetwelk toonde dat het bestuur
bij voortduring de meeste waakzaamheid betrachten moest.
In Makakau waren het de hoofden, die de neiging der bevolking
om met ons in geregelde gemeenschap te komeD, tegenwerkten. De
marga Lintang Kiri, soekoe Moeara Pinang, in Ampat
Lawang bleef zich tegen ons bestuur verzetten waarover aanstonds
nader zoodat de kolonel De Brauw het raadzaam achtte naliet
einde van den kwaden moesson die afdeeling opnieuw met eene
kleine troepenafdeeling te bezoeken. In Moesi Oeloe, waar de
hoofden zich aan grove misbruiken jegens de bevolking schuldig maak
ten, waagde een dier hoofden, de Krio van Padang, ten W. van
Moeara Bliti, eene poging tot feitelijk verzet; terwijl de commandant
van Moeara Bliti met de helft der bezetting naar Padang was ge
gaan om te onderzoeken wat daar omging, ondernam dat hoofd met een
handvol slecht volk een aanval op genoemden post, welke echter dooi
de achtergebleven manschappen krachtig werd afgewezen die aanval
(1) De lijst der benoemden is o. a. te vinden in de Javasche Courant van 12
Februari 1853 No. 13.