125
ïntusschen had De Brauw ongunstige tijdingen omtrent Am pat
La wang ontvangen, zoodat hij van Kertadjaja niet naar de
hoofdplaats terugkeerde, maar zich naar Tebing Tinggi begaf en
inmiddels bevelen uitvaardigde, om Goenoeng Meraksa en Lam-
par door detachementen van Tebing Tinggi te doen bezetten en
eene compagnie iufanterie van Lahat naar Tebing Tinggi te
doen marcheeren.
Om den toestand in Ampat Lawang te schetsen, welke tot deze
en de daarop verder volgende maatregelen aanleiding gaf, moeten
wij eenige maanden teruggaan.
De lezer zal zich herinneren (zie boven, Hoofdstuk XI) dat, bij
het vertrek der troepen uit Ampat Lawang, de marga L i n t a n g
Kiri (soekoe Moeara Pinang) voorloopig onder het bestuur van
pangeran Hadji van Goenoeng Meraksa was gesteld. Het
bleek echter al spoedig dat dit hoofd buiten machte was eenigen
invloed op de bevolking van die marga uit te oefenen,
ïntusschen nam die bevolking geen deel meer aan eenig actief
verzet, en meer en meer bleek haar de noodzakelijkheid om met het
bestuur op een goeden voet te komen. Zoolang dit niet het
geval was, durfde zij hare doesoens niet weder op te bouwen
en kon zij geen handel komen drijven te Tebing Tinggi; armoede
en gebrek stonden voor de deur.
Toen diensvolgeus in de andere marga's van Ampat Lawang de
landrenten over 1852 werden geheven, begonnen de doesoenhoof-
den, behoorende tot de marga L in tang Kiri, dat ook te doen en
bracht de bevolking die gewillig op, hetgeen echter niet overeenkwam
met de bedoelingen van Radja Tiang Alam en van den als
pasirah ontslagen pangeran van Moeara Pinang; deze stonden
niet toe dat de bevolking zich van hen isoleerde, daar zij dan allen
invloed verloren zouden hebben en de laatste er juist naar streefde,
weder in zijne functie van pasirah hersteld te worden
Zij zochten derhalve de heffing van landrente te beletten en wer
den daarin ondersteund, niet alleen door hunne rechtstreeksche aan
hangers, maar ook in het geheim door andere pasirah's van Ampat
Lawang, waaronder voornamelijk de pangeran van Moeara Da
na u, die een zwager van den pangeran van Mo ear a Pinang was.