127 om aan de benting te werken. In het laatst van Januari werden de berichten omtrent dit gedeelte van Ampat Lawang hoe langer hoe ongunstiger. Toen De Brauw zich (medio Februari) in de marga So en gei Keroek ophield, werden die tijdingen nog meer onrustbarend. Men vernam, dat er in Pasoemah Lebar eene groote volksvergade ring zou worden gehouden, waarbij o. a. het verzoek van Radja Tiang Alam, om zich bij hem aan te sluiten, in overweging zou worden genomen. Dit bericht bleek later wel is waar onjuist, maar zeker was het toch dat enkele Pasoemahsche hoofden zich bij Radj a Tiang Alam hadden opgehouden. De kolonel De Brauw meende daarom, ofschoon hij liever had gewacht tot na afloop van den westmoesson, onmiddellijk maatrege len te moeten nemen; en liet daartoe, als gezegd, Goenoeng Meraksa en Lain par bezetten (25 Februari), ten einde op deze beide plaatsen vivresdepots te kunnen vestigen. Te Goenoeng Meraksa kwam een detachement van de 4e en 6e compagnie van het 5e bataljon, sterk 150 man, benevens 20 pra- djoerits, onder den len luitenant Klamberg; te Lam par (een tusschenpost tusschen Goenoeng Meraksa en TebingTinggi) een detachement van 30 man van het garnizoensbataljon en 20 pra- djoerits onder den 2en luitenant J. B. du Puy de Montbrun. Beide officieren hadden in last, onmiddellijk een deel der genoemde doesoens te palissadeerenopdatbij het oprukken der troepende achterblijvende levensmiddelen door eene kleine macht konden wor den bewaakt. Zoodra de tijding van het oprukken der troepen in Lintang Kiri was overgebracht, was de uitwerking daarvan merkbaar. Met alleen vernam men dat het bijeengezamelde volk uit de benting Batoe Berambei achtervolgens de vlucht nam, maar de doesoen- hoofden, zelfs Radja Tiang Alam en de pangeran van Moeara Pinang, deden beloften van onderwerping. Eenige doesoenhoofden beloofden de landrente te zullen opbrengen, de nieuwe benting te slechten, de geweren en nog eenige door Radja Tiang Alam achtergehouden geroofde menschen uit te leveren enz.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 133