129 heid ernstig gewond en viel in handen van de pradjoerits. Hij werd, onder sterk geleide, naar Tebing Tinggi overgebracht. Langs de Lintang Kanan keerde De Brauw den 29cn Maart naar Soekadana terug, waar hij 80 man onder kapitein Haan achterliet, met de overige troepen naar Goenoeng Meraksa marcheerende. Radja Tiang Alam verzamelde eene bende slecht volk van omstreeks 30 man, waarmede hij den post te Soekadana veront rustte en, in den nacht van 1 op 2 April, de nabijgelegen doesoen van dien naam in brand stak. Bij de herhaalde uitvallen, door een deel van het garnizoen tegen hem ondernomen, werd een soldaat gedood en een gekwetst. De Brauw vond hierin aanleiding om, nadat het geleide van den pangeran van Moeara Pinang bij de colonne was te ruggekeerd en een voorraaiF levensmiddelen had aangebracht, den 2en April met 300 bajonetten opnieuw Lintang Kiri binnen te rukken en zich te Moeara Sema, in het midden van dit land schap, te vestigen. Hier bleef hij tot den 8ea April; in den tus- schentijd slaagde hij er in, de geheele bevolking in onderwerping te breDgen en de landrente geheel te doen aanzuiveren. Aanhou dend werden patrouilles uitgezonden om eenige verblijfplaatsen van Radja Tiang Alam, gelegen in het gebergte of bij Pasoemah, te vernielen. Men slaagde er evenwel niet in, hemzelven machtig te worden; weldra verdween hij uit den omtrek en vernam men dat hij naar de bovenstreken der Moesi, stroomopwaarts van Loeboe Poeding gevlucht was. De Brauw keerde den 8™ April naar Goenoeng Meraksa terug en deed den thans overbodig geworden post te Soekadana opheffen. Te Goenoeng Meraksa werden nog 5 dagen besteed om het bestuur over Lintang Kiri te organiseerende depati Demang van Moeara Pinang werd door de bevolking tot haren pasirah gekozen en door den resident iu zijne functie bevestigd, evenals de doesoenhoofden. Allen legden den eed van trouw terwijl de haugeude zaken tusschen de pasirah's onderling werden bijgelegd. Den 14en April vertrokken de troepen van GoenoengMeraksa

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 135