154 zeeweer en hare reserve, bestemming van hen, die in tijd van vrede niet geoefend worden, en opvoeding der jeugd. De bovenbedoelde grondslagen ten getale van 28 zullen achtereen volgens in het kort werden aangegeven: 1. De landmachtin de Grondwet bedoeld, bestaat uit: a. het leger; b. de landweer; c. de reserve der landweer d. de aanvullingsmanschappen van a, b en c, nl. zij die in tijd van vrede niet bij het leger worden ingelijfd, maar bestemd zijn om zoo noodig in tijd van oorlog te worden opgeroepen; e. de vrijwilligerkorpsen, nader in 28 te behandelen. De zeemachtbedoeld in de Grondwet, bestaat uit. a. de actieve zeemacht; b. de zeeweer c. de reserve der zeeweer. 2. Het leger bestaat uit: a. het veldleger; b. de bezettingstroepen; c. de bewakings- en reservetroepen d. de depottroepen. De troepen, onder c genoemd, worden, evenals het grootste gedeelte van die onder deerst bij de mobilisatie gevormd. 8. De land- en zeemacht bestaat uit vrijwilligers en dienstplich tigen, van welke laatsten jaarlijks bij het leger en de actieve zeemacht zooveel worden ingelijfd als noodig zijn om het veldleger, de bezet- tings-, bewakings- en reservetroepen, het kader der depottroepen en de actieve zeemacht op de vastgestelde sterkte te houden en bovendien ter vervulling van bijzondere dienste,! nader in 27 te omschrijven of ter verkorte oefening aller overige dienstplichtigen, die niet vrijgesteld zijn en niet van den dienst zijn uitgesloten. Tot verkorte oetening komen achtereenvolgens in aanmerking: a. de oudste zoon eener weduwe b. studenten aan de universiteiten van buitengewonen aanleg of

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 160