162 Het leger bestaat op voet van vrede uit de ondervolgende korpsen en onderdeelen Infanterie. 1 Regiment Grenadiers en Jagers en 8 Regimenten Veldinfanterieelk van 4 bataljons a 4 compagnieën, 3 Regimenten Vesting infanterie, elk van 4 bataljons, te zamen 46 compagnieën. Cavalerie. 3 Regimenten Huzarenelk a 5 veldeskadron3 en 1 depoteskadron, 1 eskadron Ordonnansen. Bereden Artillerie. 3 Regimenten Veldartillerieelk van 2 afdeelingen a 3 batterijen, 1 korps Rijdende Artillerie van 2 batterijen en eene instructiebatterij. Vestingartillerie. 4 Regimenten Vestingartilleriebestaande uit 13 bataljons, samen tellende 45 compagnieën vestingartillerie en 4 pantserfortcompagnieën. Pontonniers. 1 korps Pontonniers van 2 compagnieën. Torpedisten. 1 korps Tor pedisten van 2 compagnieën. Trein. 6 compagnieën Trein. Genietroepen. 1 Regiment Genietroepenbestaande uit 2 bataljons, samen tellende 3 veldcompagnieën, 4 vestingcompagnieën, 1 spoorweg- en telegraafcompognie en 1 school- en depotcompagnie. Hospitaalsoldaten. 3 compagnieën Hospitaalsoldaten. 0p voet van oorlog wordt het leger onderscheiden in: 1. Veldleger. 2. Bewakings- en reservetroepen. 3. Bezettingstroepen. 4. Depottroepen. Het veldleger bestaat uit Infanterie. 9 Regimenten, elk van 4 bataljons a 4 compagnieën (36 bataljons) Sterkte33912 Cavalerie. 3 Regimenten (15 eskadrons)2118 1 eskadron (ordonnansen)207 Bereden Artillerie. 3 Regimenten (18 batterijen)2697 2 batterijen327 Pontonniers. 1 compagnie rijdende treinen288 Trein. 6 compagnieën2454 Genietroepen. 3 veldcompagnieën471 Hospitaalsoldaten. 3 compagnieën1048 Totaal. 43522 man. De bewakings-en reservetroepen bestaan uit: Infanterie. 3 Regimenten a 4 bataljons a 4 compagnieën en 6 bataljons a 4 com pagnieën (18 bataljons). Sterkte17922 Cavalerie. 3 eskadrons399 Bereden Artillerie. 3 reserveafdeelingen (6 reservebatterijen of 9 bewakingsbatterijen)972 Pontonniers. 1 reserve rijdende trein94 Genietroepen. 1 veldreservecompagnie156 Totaal. 19543 man.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 168