11 Het totaal aantal, door De Brauw voor de a. s. operatiën be stemd, steeg alzoo tot niet minder dan 2300. Als toelichting tot dit cijfer zeide hij „Mocht men bij den eersten aanblik eenigszins verwonderd zijn dat een zoodanig aantal noodig kan wezen, de bevreemding ver mindert wanneer men den verren afstand berekent, waarop men van de operatiebasis verwijderd ageeren moet; wanneer men bedenkt dat de hulpbronnen 2 a 3 weken van de colonne af gelegen zouden zijn; dat men een land binnenrukt waar men weinig vindt en het meeste moet worden medegenomen, waar men zelfs slechts zelden zijne zieken of gekwetsten kan evacueeren, maar deze den meesten tijd moet medevoeren. Bovendien moet men ook op eenige desertie en ziekte onder de koelies rekenen, evenals op de terugzending dei- compagnieën van het 7e en 13e bataljon naar Palembang." Het was vooral de desertie onder de koelies welke tot dusver nog al veelvuldig had plaats gehad, ook door de ongezondheid van Tebing Tinggi welke De Brauw zorg baarde. Om daartegen eenigszins te waken, bepaalde hij dat van elke marga een hoofd mee zou gaan, dat de koelies van elke divisie onder een hoofdmandoer zouden worden gesteld en dat de administratie zou worden opgedra gen aan twee Inlandsche ambtenaren onder Europeesch toezicht. Behalve de gewone voeding zouden de koelies 15 duiten daags, elk margahoofd f 6.'s maands, ieder hoofdmandoer f 12.'s maands ontvangen, zoolang hunne diensten vereischt werden. Deze regelingen hebben vrij goed aan de bedoeling beantwoord in 't geheel deserteerden van de koelies slechts 5 ten honderd. De staatkundige toestand in de grensgewesten onderging intus- schen weinig verandering. Gedurende de maand Januari hadden, volgens De Brauw's ver slag van 7 Februari 1852 La Q/C, in Ampat Lawang vele trouw partijen plaats, die tot groote hanenvechterijen aanleiding gaven, waarbij het volk, hetwelk daaraan zeer gehecht was, in menigte op kwam. Yan die gelegenheden maakte Radja Tiang Alam ge bruik om het volk toe te spreken, ten einde het over te halen hem tegen ons te steunen. Radja Tiang Alam gelastte, de landren-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 17