212
terrein. Eens te Groenoeng Meraksa zijnde met eene voldoende
macht, is men als het ware meester van Ampat Lawang.
„Van dit landschap, en wel speciaal van de marga Tedatjen
(Loehoe Poeding), zijn nog eenige Pasoemahers afhankelijk, die
langs de Oosterhelling van het B a r i s a n-gebergte aan een rivier-
spriiitje, de Ajer Kroë, wonen en bekend zijn onder den naam van
Orang Pasoemah Ajer Kroë.
„Aan de andere zijde van het Barisan-gebergte vindt men
Pasoemah Oeloe Manna, De gemeenschap tusschen Ampat
Lawang en de afdeeling Bengkoelen geschiedt langs de Ajer
Kroë en Oeloe Manna, of door R e d j a n g.
„Tegen Ampat La wang sluit, aan de Zuidoostzijde, onmiddellijk
het groote landschap Pasoemah Lebar aan. Een gedeelte der
bevolking bewoont zelfs reeds het bovengedeelte der beide L in t a n gs
en is bekend onder den naam van Pasoemah Oeloe Lintang.
„Dit landschap wordt, behalve door Ampat Lawang, begrensd
door de divisie Lematang Oeloe, in welke het, tusschen de marga's
Moelak Oeloe en Groemai Oeloe, geheel inschuift; verder liggen
langs zijne grenzen het landschap Semindo, de vulkaan Dempo
en het Barisan-gebergte.
„Het is een hoog dal, hetwelk door de Lematang en hare
talrijke takken besproeid wordt.
„Het land is, naar men beweert, niet zeer vruchtbaarmen vindt
er groote alang-alang-vlakten. Ik vermeen hieraan te moeten twijfelen,
omdat, ondanks de talrijkheid der bevolking en de slechte bebouwing
van den grond, toch nog rijst te La hat wordt ten handel gebracht.
„De bevolking is betrekkelijk talrijk en wordt op 30000 zielen
geschat. De overbevolking heeft achtervolgend een uitweg, in zuid
oostelijke richting, langs de westelijke grenzen der residentie gezocht
en de landschappen Semindo, Kisam en Makakau bevolkt.
Daarentegen heeft het de hellingen van het Barisan-gebergte on
bewoond gelaten, en er bestaat zelfs tusschen Pasoemah Lebar en
het gebied van Bengkoelen geene rechtstreeksche gemeenschap.
„Van 1828 af, toen de eerste inval der P a s o e m a h-volkeren op
ons direct grondgebied heefc plaats gevonden, heeft de bevolking,
zonder dat de hoofden immer in onmin met ons bestuur waren, aan-