216 moeielijk begaanbaar is en dat er, buiten kleine voetpaden, geene wegen aanwezig zijn, zal die taak moeielijk maken. „Hoewel, gelijk de laatste krijgsverrichtingen hebben bewezen, niet geheel te verachten, is de grensbewoner niet zeer krijgshaftig en staat hij in dat opzicht beneden de Padris van Sumatra's Westkust. „Eene dadelijke bezetting zal daarom minder moeielijk vallen dan eene bezethouding. De bovenlander geeft het spoedig op, wanneer hij ziet dat alle weerstand nutteloos is, doch slaat ook weder spoedig tot verzet over, wanneer hij de kans schoon ziet. „Ik heb gezegd, dat de grensgewesten, indien ze niet onder direct bestuur worden gebracht, de grootste hinderpaal voor de ontwikkeling der residentie zullen blijven; doch het brengen dier gewesten onder direct beheer zal ook, en nog meer, de krachten absorbeeren die anders tot ontwikkeling der residentie kunnen besteed worden. Dit is dan evenwel een tijdelijk nadeel, dat eens moet ophouden, terwijl voorzeker later uit die bezetting ook meer directe voordeelen zullen voortvloeien. „Indien nu de noodzakelijkheid van eene bezetting der grensgewesten wordt aangenomen, zoo blijft nog over het ontwerpen van het daarbij te volgen plan. „Eene bezetting in eens van al de gewesten zou zooveel militaire middelen en, tengevolge daarvan, zooveel koelies vereischen, dat zij met de betrekkelijk zwakke bevolking der residentie niet uitvoerbaar wezen zou. Ik hel dus over tot de achtervolgende bezetting, waar bij met het dringendste moet worden begonnen. „Het meest kwestbare punt der residentie blijft Amp a t La wang. De bevolking doet ons den meesten overlast, geeft ons de meeste moeite en vereischt de grootste militaire middelen om in bedwang te worden gehouden. „Ik geloof daarom dat met dit gewest een aanvang moet worden gemaakt; tegelijk zal ook Redjang in onderwerping moeten wor den gebracht en de regeneratie van het bestuur in de afdeeling Bengkoelen moeten beginnen in dat gedeelte, hetwelk tusschen Bengkoelen en Redjang gelegen is. „Vandaar zou ik opvolgend Pasoemah Lebar en de andere

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 222