- 219
zou worden uitgesteld, totdat do organisatie van de residentie Pa-
lembang meer volledig zou hebben gewerkt, en te gelegener tijd
over eene grootere troepensterkte dan thans, bij mogelijk verzet,
zou kunnen worden beschikt, zonder 's Lands algemeene belangen in
andere gewesten in de waagschaal te stellen."
Gelijk bekend is, geschiedde het onder rechtstreeksch bestuur
brengen van bedoelde grensstreken achtervolgend: in 1859, gewapen
derhand, doch zonder tegenstand, ïuet Redjangen Ampat La-
wang; in 1864, op verzoek van hoofden en bevolking, mot Se
mi n do, Kis am en Makakau; in 1866, met de Pasoemah-
landen, na krachtigen tegenstand in Pasoemah Leb ar.
XYI.
Voornaamste gebeurtenissen in 1854 1856. Onderwerping
van Radja Tiang Alam.
Bij den in het vorige hoofdstuk geschetsten toestand der grens
gewesten en bij de omstandigheid dat Radja Tiang Alam zich
steeds beijverde, daar aanhang te werven en verzet tegen het Neder-
landsch gezag te organiseeren, kan het geen verwondering baren dat
ook iu 1854 nog verschillende militaire excursiën noodig waren. Uit
een militair oogpunt kan men deze niet zeer belangrijk noemen;
maar een, niet te uitvoerig, overzicht kan toch in ons verhaal be
zwaarlijk worden gemist.
In den loop der maand Januari bleek de zucht naar roof van de Am-
pat Lawangers op ons grondgebied toe te nementwee handelaren
van den pasar bij T ebi n g T i n g g i werden, ten Koorden van dezen post,
beroofd en een hunner vermoord. De Bra uw meende dat een ge
wapende tocht naar Ampat Lawang niet lang meer achterwege zou
kunnen blijven, omdat anders te vreezen was dat groote rooversbenden
zich daar zouden vereenigen, en ook omdat bij de bevolking de meening
veld won dat wij ons niet in Ampat Lawang durfden vertoonen.
De noodzakelijkheid van zoodanigen tocht verminderde echter we
der, toen in de laatste dagen van Januari de pangeran van Loeboe
Dl. II, 1889. 14