221 De controleur der 3e klasse, belast met het civiel bestuur te Moea ra Doea, H. M. Botter, begaf zich den 16en April naar Moeara Bi la Bila, met een detachement van 25 militairen ouder bevel van den 2en luitenant C. Boek stal. Op de nadering van deze troepen ontruimden de Makakau-ers onmiddellijk hunne stelling, en ook de uit den opstand van 1849 beruchte positie van Pematang Tjiring, welke nu zonder gevecht in onze handen viel. In hunne overhaaste vlucht lieten zij 4 geweren, 1 donderbus, 1 lilla, 1 pistool en 1 piek achter. Nadat den 20on April de controleur 1" ld. ,j. Wal land, be last met het civiel gezag in Komering Oeloe, Ogan Oeloe en Emm, met 40 manschappen onder den 2en luitenant H. W. C. van Stuwe van Lahat te Moeara Doea was aangekomen, en drie dagen later de le luitenant P rag er zich met zijn detachement van Palembang bij hen gevoegd had, werd vernomen dat de vijand zich zwaar versterkt had te Pau, op de grenzen van Ma kak au. Men besloot derhalve van de beschikbare macht gebruik te maken, om hem vandaar te verdrijven, en rukte den 24ea April naar Koe- ripan, den volgenden dag van hier tegen Pau op. Deze doesoen lag op eene hoogte, die aan drie zijden bijna onbe klimbaar was; de toegangen waren alle door verhakkingen versperd. Na een paar worpen uit den handmortier deed P rag er, die de co lonne aanvoerde, de doesoen door Yan Stuwe en de zijnen bestormen. Die storm werd afgeslagen, maar weldra op een beter punt herhaald, met het gevolg dat de vijand, die een hardnekkigen tegenstand bood, eindelijk verdreven werd en naar Makakau vluchtte. Door een ro tanbrug af te snijden, maakte hij verdere vervolging onmogelijk. In de doesoen vond men slechts het lijk van een der muitelingen, doch vele bloedsporen bewezen dat deze aanzienlijke verliezen haddel geleden. Ook aan onze zijde was evenwel het verlies betrekkelijk groot: 2 man (een soldaat en een pradjoerit) waren gesneuveld, 15 man (7 militairen, 3 pradjoerits, het divisiehoofd van Komering'oeloe, de schrijver van den controleur en 3 koelies) gewond. De colonne' keerde den 2e" Mei, met achterlating te Pau van een detachement van 25 pradjoerits, naar Moeara Doea terug. De reden van dezen inval moest gezocht worden in de omstan digheid, dat het hoofd der marga Hadji, pangeran Djimat, die zich

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 227