223
Soekadana op, waar hij vernam dat de rechtstreeksche weg naar
Batoe Berambei, langs den linkeroever der Lintang Kiri
geheel was dichtgegroeid. De gansche macht volgde alzoo den rechter
oever tot aan M o e a r a Pinang, waar zich eene door de bevol
king gemaakte loopbrug over de rivier bevond; hier stak een deel
der colonne (120 militairen en 20 pradjoerits) naar den linkeroever
over, en vervolgden allen verder hun marsch. Onderweg kreeg De
B r a u w echter, van den pangeran van Moeara Pinang, bericht
dat in den afgeloopen nacht en den vroegen ochtend reeds al de
verdedigers van Batoe Berambei een goed heenkomen hadden
gezocht; en inderdaad, toen de onzen de benteng binnenrukten, vond
men haar ledig. De Brauw vernam, dat Badja Tiang Alam,
met zijn vrouwen en een gevolg van een twintigtal personen, in de
richting van Lintang Kanan de wijk had genomen.
Ten einde nu de zaken in Lintang Kiri weder op een be
hoorlijken voet te brengen en vooral de verdwaalde en gevluchte be
volking weder te doen terugkeeren, besloot De Brauw, voorloopig
met de troepen in die marga te blijven en te T a 1 a n g T i n g g i
zijn hoofdkwartier te vestigen. Patrouilles werden den 27cn uitge
zonden om, zoo mogelijk, Radja Tiang Alam op te sporen
deze keerden zonder resultaat terug, maar inmiddels vernam D e
Brauw dat hij zich naar Oeloe Ba ja (tusschen Lintang
Kiri en Lintang Kanan) begeven had en zijne nauwelijks ge
sloten wonden door het loopen weder geopend waren, zoodat hij
moeielijk gaan kon.
Door deze omstandigheid beloofde eene poging, om den hoofd
muiteling in handen te krijgen, wel kans van slagen. Hiertoe rukte
dan ook, den 28en April, een uit 40 pradjoerits en 15 vlugge Inlandsche
soldaten samen gesteld detachement met het divisiehoofd van A m p a t
L a w a n g uit. Zij vonden het spoor van Radja Tiang Alam
kenbaar aan een paard, dat deze medevoerde in het bosch, en ver
volgden dit spoor gedurende twee dagen rusteloos, totdat zij, in den
namiddag van den tweeden dag, verrast werden door een schot, dat
gelost werd door iemand die daarop hard wegliep.
Instede van nu het gevonden spoor le blijven volgen, werd te
vergeefs—op dien schutter jacht gemaakt; en toen eindelijk, een