224
half uur later, weder het rechte spoor gevonden was, kwam men
aan eene koeboean, die inderdaad pas door Radja Tiang Alam
verlaten was met achterlating van zijn paard, eenige wapens en goe
deren. Had het detachement zich niet door den uitgezetten schild
wacht laten misleiden, dan had het waarschijnlijk het doel bereikt!
Men zocht hem nu nog tot aan de grens van Pasoemah, doch
zonder resultaat, en den 30en April was het detachement weder te
Talang Tinggi terug.
Op de van verschillende kanten ontvangen tijding, dat Radja
Tiang Alam zich te Ka rang Agong, eene doesoen in de
Pasoemah nabij de grenzen, bevond, rukte De Brauw den 4™
Mei met eene colonne van 340 bajonetten derwaarts, doch zonder
resultaat; den adsistent-resident Van den Bossche met 130 man
te Sawah (op de grens van Pasoemah) achterlatende om daar,
met behulp der bevolking, het gebergte te laten doorzoeken, keerde
De Brauw den volgenden dag naar Talang Tinggi terug. Ook
de tochten van Van den Bossche en de zijnen waren vruchteloos
men vond wel eenige verblijfplaatsen in het bosch (koeboeans), waar
men veronderstelde dat Radja Tiang Alam zich had opgehouden,
maar deze zelf was verdwenen.
Verscheidene patrouilletochten, in den loop der maand Mei gedaan,
leverden het voordeel op dat eenige medeplichtigen van Radja
Tiang Alam in onze handen vielen. In het begin der maand
Juni kwam men dezen weder op het spoor, doch eene poging om
hem op te vatten mislukte.
De Brauw, die den 15™ Mei naar Tebing Tinggi terugkeer
de, begaf zich den 26™ dier maand naar Lahat, waar zich alle
hooiden van Pasoemah bij hem vervoegden. In eene volle ver
gadering met de hoofden van Pasoemah Lebar werden hun
door De Brauw ernstig de gevolgen eener rustverstoring onder het
oog gebracht. Den 12en Juni giug deze weder naar de hoofdplaats
Palembang terug. Van hiér meldde hij aan de Regeering, dat
in Pasoemah binnenlandsche twisten heerschten, daar, om eene
nietige reden, de doesoens Te bat Se roet en Gtelong Sak tie
met elkander in oorlog warenen dat zich in Goemai een zooge
naamde heilige jongeling, Pirahoen, ophield; de bevolking geloof-