229 Lematang Oeloe, Radja Tiang Alam te arresteeren. Deze redde zich echter weder door de vlucht; ontdekt en nagezet, wist hij te ontkomen, doch bij het korte gevecht dat toen plaats had, sneuvelde een zijner volgelingen, terwijl zijne drie vrouwen, zijne kinderen en twee zijner volgelingen in handen der Pasoemahsche hoofden vielen. Hoewel zij kort daarop, terwijl over hunne uitlevering onderhandeld werd, door trouweloosheid of onachtzaamheid der bewakers ontsnapten, vielen de moeder en twee vrouwen van R a dj a Ti a n g Alam, in Februari 1855, door tusschenkomst van bedoelde hoofden, in handen van het bestuur. Na zijne vlucht uit Sawah Batoeau hield de hoofdmuiteling zich in het gebergte bij de doesoen Tand j oen g Tjermin op; het hoofd dier doesoen weigerde hem op te vatten, daar hij tot zijnen stam behoorde, en De Brauw achtte het het verstandigst, hem daar met rust te laten, zoolang hij zichzelf rustig houden zouhij scheen nu toch allen invloed in Pasoemah verloren te hebben. Op het einde van het jaar 1854 was de toestand in alle onderdeelen der residentie gunstig te noemen; vele Pasoemahers kwamen ten handel te L a h a t, vele Am pat LawangersteTebing Tinggi. De goede invloed van het Europeesch bestuur deed zich alom gevoelen. Niet-alleen ten aanzien van rust, orde en veiligheid, en daardoor van den handelook op de maatschappelijke instellingen des volks. Zoo gelukte het in Lematang Oeloe den controleur, in overleg met de hoofden, eene in de bovenstreken dier afdeeling en vooral in Goemai Talang nog bestaande adat af te schaffen, nl. die, dat personen van ééne marga niet onderling mochten trouwen. Die adat waarschijnlijk ontstaan door de omstandigheid dat aan vankelijk elke marga ééne familie vormde was in vroegere jaren in het gausche binnenland geldig geweest, maar, naarmate de Islam veld won, meer en meer in onbruik geraakt; op vele plaatsen huwden echter nog zelden personen uit dezelfde doesoen. Daar, tengevolge vau bedoelde adat, de mannen verplicht waren zich vrouwen uit andere marga's te kiezen, ontstonden steeds vele moeielijkheden en werd een nadeelige invloed op de vermeerdering der bevolking uitgeoefend. Radja Tiang Alam hield zich niet lang te Tandjoeng

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 235