230 Tjermin, in Paaoemali Leb ar, op. Eenige Pasoemahers deden eene poging om hem op te vatten, en bij een daartoe in de doesoen Ka rang Dalem Soembei Besar geleverd gevecht sneuvelde Djadi (P o e t i n g A 1 a m), de gewezen poejang van den opstand van 1849 in Komering Oeloe en sedert 1851 een zijner getrouwste aanhangers. Hij achtte zich alzoo in Pasoemah niet meer veilig en vluchtte naar Lintang Kiri, met medeneming van eenig geld en een kris van het hoofd van evengenoemde doesoen, waardoor dit hoofd ten zeerste op hem verbitterd was. In Lintang Kiri zeide hij, den Dempo te hebben bezocht en van den daar wonenden geest de macht te hebben verkregen, om al zijne plannen te doen gelukken. Hij kreeg daardoor weder eenigen invloed en aanhang bij de lichtgeloovige bevolking, zoodat de adsis- tent-resident van Tebing Tinggi het noodig achtte, eene kleine Inlandsche macht (Am pat Lawangers) tegen hem af te zenden (Januari 1855). Deze macht durfde echter niet verder te gaan dan tot de doesoen D a 1 o e, waar zij door Radja Tiang Alam werd aan gevallen. Toen bij het daarop gevolgd gevecht een der zijnen sneuvelde, trok hij haastig terug; doch de Ampat Lawangers durfden niets verder te ondernemen en kwamen te Tebing Tinggi hulp vragen aan het bestuur. De doesoens Goenoeng Meraksa en Lam pa r werden nu door eenige troepen bezet, terwijl geheel Lintang Kiri door een 50-tal pradjoerits met het divisiehoofd werd doorkruist^ zonder dat men Radja Tiang Alam machtig werd na de komst der troepen te Goenoeng Meraksa was hij „spoorloos ver dwenen" en zijn aanhang uiteengegaan. De troepen keerden na eenige dagen van Goenoeng Merak sa terug; Lam par bleef voorloopig nog bezet, doch werd mede ontruimd, toen men vernam dat Radja Tiang Alam zich in de bosschen van Pasoemah schuild hield. Eerst in de maand April vestigde deze zich weder in Lintang Kiri, waar hij, met een gevolg van een 40-tal Pasoemahers en anderen, pogingen deed tot rustverstoring in Ampat Lawang. On. verwacht vertoonde hij zich te Soekadana, en kwam de tijding te Tebing Tinggi, dat hij de doesoen Lainpar (10 palen af-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 236