- 234 onderwerpen, mits hem vergund werd zich voorat op eene kampong te wreken, waar do bevolking vroeger een paar zijner lieden had omgebracht. De heer W a 11 a n d antwoordde hem derhalve, dat, wanneer hij zich wilde onderwerpen, hem lijfsgenade zoude worden geschonken; maar ook dat hij, alvorens in verdere onderhandelingen kon worden ge treden, eerst eenige, door zijne bende geroofde personen behoorde uit te leveren. Deze voorwaarde kon de goedkeuring van den resident niet weg dragen; wanneer Radja Tiang Alam zich overgaf, zou de uit levering der geroofde personen, voor zoover deze nog in zijne handen mochten zijn, van zelf wel volgen. Toen het nu, den 6en Februari, bleek dat R a dj a Tiang Alam aan den Ratoe van Tandjoeng Agoeng had doen weten, dat hij, indien deze voor hem borg wilde blijven, zich aan het bestuur wilde overgeven, werd van de tusschenkomst van dien Ratoe ge bruik gemaakt om onderhandelingen met hem aan te knoopen. Die onderhandelingen duurden bijna twee maanden, maar eindelijk waren alle moeilijkheden overwonnen; den 3en April kwam Radja Tiang Alam, vergezeld van een zijner vrouwen en twee volgelin gen, te Tebing Tinggi aan, vanwaar hij onder goed geleide onmiddellijk naar de hoofdplaats Palembang werd verzonden. Hij vertrok vandaar naar Batavia, waar hem, uit overweging dat „menschlievendheid zoowel als een goede staatkunde gebiedt om een vijand, die zich onderworpen heeft, met grootmoedigheid te behande len", S al at i ga als verblijfplaats werd aangewezen; terwijl de resi dent van Samarang gemachtigd werd, tot gepaste voorziening in de behoeften van hem en van zijn gezin, over de noodige gelden te beschikken (Gouvernements besluit van 17 Juli 1856 17°. 1). (1) Aldus was de sluwe en stoutmoedige aanvoerder eindelijk onscha delijk gemaakt. Ha dien tijd hadden, voorloopig althans, geene ge- (1) Aan den Ratoe van Tandjoeng Agoeng met „zijne aides en eenige pradjoe- rits en oppassers" werd bij Gouv. besluit van 2 September 1856 No. 26 eene som van f 2510.toegekend. Aan Radja Tiang Alam en gevolg werd bij besluit van 18 April 1857 No. 13 voor levensonderhoud een bedrag van f 65.— 's maands toegelegd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 240