19
Den volgenden ochtend (23 April) vond men gelukkig den rechten
weg, en tegen 10]/2 "U'1 was Linga bereikt. Deze plaats bestond
uit eene beneden- en eene bovendoesoen, waarvan de eerste na
genoeg gelijk met den waterspiegel van de Moesi, de laatste 100
voet daarboven verbeven was. De bovendoesoen was krachtig ver
sterkt, doch zij viel ons zonder verlies in handen ten gevolge eener
omtrekking, die door kapitein J. "W". C. Yan Langen met zijne
Afrikaansche compagnie werd volvoerd terwijl zij in front met gra
naten be worpen werd.
De vijand vluchtte met overhaasting over de Moesi, en stak,
om zijn aftocht te dekken, de benedendoesoen in brand, hetgeen
voor bet behoorlijk bivakkeeren der troepen zeer te onpas kwam.
Met den len luitenant der genie P. H. Uhlenbeck ging De
B rauw, gedekt door een detachement onder den 2en luitenant A. C. Yan
der Boon, onmiddellijk den oever verkennen om het punt te be
palen, waar de overgang over de Moesi zou moeten geschieden.
Het bleek daarbij dat de vijand, tegenover de benedendoesoen, den
rechteroever zwaar versterkt had; hij opende vandaar zijn vuur uit
9 groote lilla's, waardoor van het detachement 1 man sneuvelde en
eenige anderen gewond werden. Men bepaalde derhalve het punt
van overgang meer bovenstrooms.
Den 24™ April besteedde men aan het vervaardigen van de brug
over de cc. 100 M. breede rivier. Een der van Palembang me
degenomen zware rotantouwen werd met kleine vlotten naar den
overkant gebracht en daar aan eenen boom bevestigd, ten koste van
1 Inlandsch soldaat en 1 koelie, die in de M o e s i verdronken. Zes
Inlandsche militairen, mede voor het overbrengen gebezigd, hielden
den ganschen dag de wacht bij bedoelden boom. Aan het rotantouw
werden nu achtervolgend bamboebossen bevestigd, die op de rivier dre
ven dit werk ging, door den zwaren stroom, niet dan langzaam vooruit.
Eerst tegen den middag bemerkte de vijand onzen arbeid en opende
hij zijn vuur, dat al spoedig eenige koelies trof, zoodat de arbeid,
onder de leiding van Uhlenbeck en van den 2en luitenant L. C.
Yan Kerkwijk, uitsluitend door de sappeurs moest worden voort
gezet de koelies weigerden verder aan den gevaarlijken arbeid mede
te werken.