21 gevlucht; eenige hoofdeD, o. a. de pangeran pasirah van Tan- djoeng Raja, kwamen hunne onderwerping aanbieden. Om de troepen en koelies na de zoo vermoeiende marschen wat op hun verhaal te doen komen, werd de 27° April in rust te Loeboe Lajang doorgebracht. Den 28en werd de beweging naar Lintang Kiri voortgezet; zonder tegenstand bereikte men dien dag de doesoen Daloe, aan de Lintang Kanan gelegen. Hier vernam men dat Radja Tiang Alam zich te Loeboe Pangoeng of Moeara Pinang ophield en zich bij Ta lang Barou, vóór die doesoen gelegen, versterkt had. Onder bevel van majoor Pison rukte den volgenden ochtend eene colonne derwaarts, bestaande uit 3 compagnieën, 50 pradjoerits en 2 handmortieren. Talang Barou werd hardnekkig verdedigd doch, ten koste van 11 gewonden, stormenderhand veroverd; op last van De Brauw werd die plaats, evenals de beide doesoens Loeboe Pangoeng en Moeara Pinang, iu den brand gestoken en geheel vernield. Aan het aanzien van Radja Tiang 'Alam werd daardoor een grootejknak gegeven. Te Daloe was de colonne nog slechts zes palen van Goenoeng Meraksa verwijderd, en het doel der strategische omtrekking was nu bereikt: Radja Tiang Alam en de pangeran van Moeara Pinang waren verslagen, Goenoeng Meraksa was van het overig Ampat Lawang en van Lintang Kiri afgesneden. De Brauw besloot alzoo, den 30™ April naar deze plaats te trekken, ten einde eene kortere gemeenschap met Tebing Tinggi te kunnen openen, de talrijke zieken en gewonden derwaarts te evacueeren en eenige benoodigdheden van daar te kunnen doen halen. De pangeran van Goenoeng Meraksa, die nu geen reden meer hebben kon om afvallig te worden, werd alzoo door De Brauw naar zijne doesoen gezonden om daar alles voor de ontvangst der troepen gereed te maken, en den volgenden ochtend (30 April) werd die zwaar versterkte plaats zonder eenige vijandelijkheden bezet. Groot was inderdaad het verschil van onzen invloed en macht, nu en juist tien maanden geleden De weerstand was thans, immers voor het oogenblik, geheel op-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 27