277 §7 van de Inleiding der Bataljonsschool is bepaald wel niet van over- wegeud belang, maar het is toch altijd beter die te vermijden. Uit den staat, op blz. 10 voorkomende, blijkt dat de formatie der compagnie in Engeland nagenoeg met die bij ons overeenkomt; zooals reeds werd opgemerkt, telt evenwel daar het bataljon 8 compagnieën, tengevolge waarvan dit belangrijk veel sterker wordt dan een bataljon bij ons leger. Herhaaldelijk is daar te lande betoogd dat die organisatie niet in overeenstemming met de eischen der hedendaagsche tactiek kan geacht worden en de noodzakelijkheid aangetoond om het aantal compagnieën van 8 terug te brengen tot 4 en die compagnieën op het dubbele van de tegenwoordige sterkte te brengen. In verschillende opzichten zijn de toestanden bij het Engelsche krijgswezen echter zoo eigenaardig en is de gehechtheid aan het bestaande zoo sterk, dat men daar niet dan in de uiterste noodzakelijkheid tot wijziging der organisatie besluit. In een voordracht, den 12den April 1878 in eene bijeenkomst van de Royal United Service Instiiution (1) gehouden, trachtte de kolonel Clive de voordeelen, het nut en de noodzakelijkheid van bovenbe doelde wijziging aan te toonen, welke voordracht den 10de" Mei daarop gevolgd werd door eene discussie, waaraan ook ten slotte werd deel genomen door den generaal Wolseley, een man van groote kunde en oorlogsondervinding, wiens meening daarom zeer veel gewicht in de schaal legt. Opmerkelijk is hetgeen omtrent het behandelde onderwerp door dezen in het midden werd gebracht Do omstandigheid, zoo werd in hoofdzaak door hem gezegd, dat in de overige Europecsche legers het bataljon is samengesteld uit vier compagnieën van eene sterkte dubbel zoo groot als bij ons, zou zeker van overwegend belang moeten geacht worden, indien bewezen kon worden, dat die organisatie baar ontstaan te danken bad aan de veranderingen in de tactiek, die door de algemeene invoering van het acliterlaadgeweer teweeggebracht zijn. Dit is echter geenszins het geval, want in het Pruisische leger bestonden reeds sterke compagnieën, voordat aan achterladers werd gedacht, en indien men de reden daarvoor wil zoeken, dient men terug te gaan tot den tijd dat men in Pruisen in de noodzakelijkheid kwam een groot leger op de been te brengen. (1) Do vereenigiug tot beoefening van de krijgswetenschap in Engeland, gevestigd te Londen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 283