278
I ruisen was toen zeer arm en de klasse, waaruit men de Officieren uitsluitend wilde
hebben, niet talrijk, daar men in dien tijd meende dat een adellijke titel daarvoor noudig
was. Toch wilde men een groot leger hebben.
Dat doel nu werd bereikt door de sterkte van de compagnie op te voeren, zonde1"
het getal officieren te vermeerderen. De officieren zijn duur, omdat zij goed betaald
moeten worden en later pensioen genieten, terwijl de soldaten in een leger mot ge
dwongen dienstplicht bijna niets kosten.
tengevolge daarvan kwam men tot bataljons van vier compagnieën.
Had men de verhouding van het aantal officieren tot dat der minderen willen hand
haven, dan had men onmogelijk de benoodigde officieren voor zulk een organisatie
kunnen verkrijgen.
Het is dus alleen gebrek daaraan dat dwong tot die betrekkelijk goedkoope organi
satie van vier sterke compagnieën per bataljon.
De meeste van onze legerhervormers zijn voorstanders van zulk een verandering
in onze instellingen, omdat die tot bezuiniging zou leiden en zij door eenige bekwame
officieren wordt aanbevolen.
De verhouding van liet aantal ufücieren tot dat der minderen is een zaak van veel
belang en staat in zeer nauw verband met het behandelde onderwerp, daar, hoewel
dat niet is voorgesteld en ook niet liet noodwendig gevolg van de verandering behoeft
te zijn, een vermindering van het aantal officieren daarmede gepaard zal gaan, of
de voorstanders van den maatregel dat willen of niet.
Gedurende den laatsten oorlog werd in het Pruisische leger voortdurend geklaagd
over het gebrek aan otficieren en heeft men daarvan de groote bezwaren ondervon
den. Wat zouden dus niet de gevolgen zijn, indien men ook in ons leger tot de ver
mindering van officieren overging? Men zal daarover kunnen oordeelen, wanneer
men rekening houdt met het groote onderscheid tusschen het gehalte van onze soldaten
en die van het Pruisische leger. Daar vindt men in elke compagnie mannen uit ver
schillende standen der maatschappij, van den hoogsten tot den laagsten, terwjjl wij
door vrijwillige werving moeten putten uit den minsten en armsten stand, die zon
der dat dit tot nadeel van onze soldaten behoeft te strekken tevens de minst ont
wikkelde is. Door de meerdere ontwikkeling en hoogere maatschappelijke positie van
een gedeelte der Pruisische soldaten staat de massa dan ook belangrijk hooger, zoodat
het gemiddelde peil van beschaving en ontwikkeling in een Pruisische compagnie veel
hooger is dan in een Engelsche compagnie en men zal moeielijk kunnen tegen
spreken, dat een troep uit zulke elementen bestaande gemakkelijker aan te voeren is
rn dat daartoe minder officieren noodig zijn, dan wij behoeven. Wanneer dus reeds
daar geklaagd wordt over gebrek aan officieren, zou dat zeker bij ons in nog
gróotere mate te wachten zijn.
Ook de onderofficieren van liet Pruisische leger staan maatschappelijk en in
ontwikkeling hooger dan bij ons, dwingen dus meer eerbied af en hebban meer invloed
op hunne ondergeschikten. Valt een officier, dan is een onderofficier veel meer
berekend 0111 zijn plaats in te nemen dan bij ons. Zij, die den oorlog bij ondervin
ding kennen en maanden met den troep te velde hebben doorgebracht, zullen dit
moeten toestemmen en zich misschien herinneren evenals ik door soldaten te hebben
hooren zeggen, dat zij liever den jongsten luitenant dan den oudsten onderofficier