281 In die geheele redeneering moge veel waars en ook voor onze toe standen toepasselijks gelegen zijn, te ontkennen valt het niet dat hier en daar nog al overdreven worde en de zaak soms niet geheel juist wordt voorgesteld; zoo wordt over het hoofd gezien dat eene compagnie met een formatie van 250 minderen, in het gevecht in geen geval sterker zal zijn dan 200 man, in den regel echter veel minder, voorts dat het geheel oplossen eener compagnie in tirailleurs zoo weinig voorkomt, dat daarop geen formatie-cijfer mag worden gebaseerd en eindelijk dat er geen bezwaar tegeu is om ook bij een indeeling van het bataljon in vier compagnieën te zorgen voor een goede verhouding tusschen officieren en minderen. In verband met hetgeen daaromtrent reeds op blz. 272 werd aangeteekend, verdient overigeos de opmerking over het in het gevecht tegen onzen Inlandschen vijand aanvoeren eener te sterke compagnie allo aandacht. Doch hoe dan ook, in het licht der latere gebeurtenissen beschouwd heeft al het aangevoerde slechts een zeer betrekkelijke waarde, want in 1884 is in Engeland de bepaling gemaakt dat, zoodra het bataljon zich tot het gevecht gereedmaakt, de 8 compagnieën, waaruit het bestaat, zich snel twee aan twee vereenigen tot vier dubbele colonnes, elk respectievelijk onder het bevel van den oudsten der twee com pagniescommandanten, en merkwaardig genoeg was het de generaal Wolseley zelf, die het grootste aandeel had in het ontwerpen van het bedoelde voorschrift en de daarmede in verband staande wijzigingen. (2) Al wordt toch door die wijzigingen rekening gehouden met den bestaauden toestand en dus de gehechtheid aan de traditie bevredigd, zoo komen zij feitelijk neer op eene verandering van organisatie door niet juist, dan nog verzetten zich de eigenaardigheden van die verschillende deelen, nl. het leger in Europa, de militie, de vrijwilligers, de Inlandsche korpsen van het Engelsch-Indische leger, de "West-Indische negertroepen, de vrijwilligerkorpsen en andere in de koloniën, op dit oogenblik tegen het invoeren eener andere dan de thans bestaande organisatie, z«,odat elk voorstel daartoe moet verworpen worden. (1) (1) Journal of the Royal United Service Institution, vol. XXII, blz. 815. On the influence of breech-loading arms on tactics and on the supply of ammunition in the field. (2) Zie Jahresberichte iiber die Veranderungen und Fortscliritte ?m Militarwesen. Jahrgang 1884. Taktik der Infanterie, blz. 300 en 301.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 287