285 „De verdeeling in tweeën is meer een gebruik dan een tactische noodzakelijkheid. Men heeft haar overgenomen van de oude indee ling van het Fransche bataljon in acht compagnieën. Bij de Prui sische organisatie van 1850 verdeelde de generaal Willisen het ba- taljon in twee halve bataljons; elk half-bataljon in twee divisiën elke divisie in twee compagnieën en elke compagnie in vier pelotons. Zooals bekend is, vormt de divisie thans de compagnie en wat vroeger de compagnie was, ia thans slechts het peloton. De Pruisische compagnie, ofschoon dubbel zoo sterk als de Fransche, heeft echter als deze slechts twee pelotons, en dat is niet genoeg om haar de noodige buigzaamheid te verleenen. „De verdeeling in vier pelotons heeft verschillende nadeelen. De leiding is dan, vooral bij het gevecht in verspreide orde, voor den commandant moeielijker. Men moet daarbij optreden in échelons en met afdeelingen. Plaats nemende voor eene afdeeling uit het midden, worden beide door den compagniescommandant persoonlijk geleid. Hij kan een afdeeling op een der vleugels, de voorste of ook de achterste persoonlijk leiden. Bij een verdeeling in drieën komt nu in die verschillende gevallen zijn persoonlijke invloed ge makkelijk tot zijn recht; bij een verdeeling in vieren gaat dat minder goed, want de leiding is dan moeielijker. „Men zou kunnen aanvoeren dat een compagnie een centrum, vleugels en een reserve moet hebben, m. a. w. vier onderdeelen. Voor eene belangrijker eenheid zou dat waar zijn, maar voor de compagnie, welker commandant rechtstreekschen invloed op zijne ondergeschikten uitoefent en zich dikwijls met hen onmiddellijk in het gevecht bevindt, zou die verdeeling bezwaren hebben. Reserve en centrum zijn daarbij één. Bij den aanvang van het gevecht leidt de compagniescomman dant zelf twee der onderdeelen, het derde is achterwaarts in reserve. Bij den aanval zoowei als bij de verdediging voegt hij het derde onderdeel bij het centrum van zijn linie, en geeft zoo daaraan de noodige stevigheid. „Het vormen der reserve zou met vier pelotons moeielijker zijn dan met drie. Bestemt men er twee tot reserve, dan bedraagt deze de helft der beschikbare sterkte, met één peloton slechts het vierde gedeelte. In het eerste geval is de reserve ruim sterk, in het laatste eemgszins zwak.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 291