23 De gestelde voorwaarden werden hun bekend gemaakt en door allen aangenomenbedoeld doesoenhoofd kreeg de opdracht, de voor waarden in zijne marga mede te deelen, en binnen vijf dagen de daar te nemen beslissing te berichten. Terwijl, in de eerstvolgende dagen, de pasirah's van alle andere marga's zich beijverden de landrenten en bamboe's te verzamelen, vernam De Brauw uit LintangKiride meest tegenstrijdige berichten. Het eene oogenblik werd verhaald, dat de boete spoedig zou worden voldaan, het andere dat Radja Tiang A lam met veel volk uit Pasoemah was teruggekomen, de bevolking weder tot verzet had overgehaald en zich bij de doesoen Moeara Koelit versterkte. De uitgezonden zendelingen kwamen terug met het ant woord der hoofden, dat zij nog bezig waren de gelden te verzamelen maar het werd meer en meer blijkbaar, dat men zocht tijd te winnen. Toen na den gestelden termijn nog een paar dagen verloopen waren zonder dat een der hoofden zich te Goenoeng Meraksa had vertoond, begreep De Brauw, krachtig te moeten optreden; zoo wel om de bevolking de gelegenheid te benemen zich verder tot ver zet te organiseeren, als omdat haar voorbeeld van nadeeligen invloed zou kunnen worden op de overige marga's. Hij droeg daarom den luitenant-kolonel Helbach op, den 9en Mei uit te rukken met eene colonne van 400 man, 50 pradjoerits en 2 handmortierenvoort te marcheeren tot S a w a h (de laatste doesoen van Lintang Kiri, op de grenzen van Pasoemah); den vijand, zoo die zich mocht vertoonen, te verdrijven en dendoesoenbewoners aan te zeggen onmiddellijk do opgelegde boete te betalen. Mochten zij aan dien eisch niet voldoen, dan moest, op den terugmarsch van S a w a hachter volgend elke doesoen en elke talang (gehucht) in de asch worden gelegd. De colonne werd, zoodra zij de marga binnen kwam, bij Moeara Pinang beschoten; verder voortrukkende, stuitte zij bij Moeara Koelit op eene versterkte stelling, uit drie bentings aan den over kant der rivier (op den rechteroever) bestaande. Eene compagnie Inlan ders en eene sectie Afrikanen, onder den 2en luitenant J. L. d'Har- v a n tdoorwaadden de rivier en vielen die bentings in de flank, waar door zij spoedig in onze handen vielende doesoen Moeara Koelit bezweek voor een aanval in front.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 29