BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS YAN PALEMBANG SEDERT 1848. XVII. Krijgsverrichtingen in 1857. De bevolking van Goemai Oeloe (divisie Lematang Oeloe), die steeds bekend had gestaan als aan kwaadwilligen een veilige schuilplaats te verschaffen en op rooftochten belust te zijn, gaf, in het begin van het jaar 1857, aanleiding tot verstoring der rust. Den 13en Maart werden eenige handelaren niet ver van Lahat door 7 gewapende mannen uit genoemd district overvallen en van hunne goederen beroofd, waarbij een persoon het leven verloortwee dagen later werden twee bedienden van den officier van gezondheid te Lahat, nabij onze versterking, overvallen en de een vermoord, de andere zwaar gewond. Berichten werden tegelijkertijd ontvangen dat in Goemai Oeloe het plan bestond, onzen post te Lahat af te loopen; de reeds genoemde Pirahoen zou de aanlegger vaneen en ander zijn. De controleur van Lahat, K. ,1. Jellinghaus, achtte spoedig en krachtig optreden van onze zijde noodig, daar, bij langer verwijl, ook de andere marga's van Lematang Oeloe wellicht tot het verzet zouden worden medegesleept. De waarnemende resident (1) besloot daarop, in overleg met den militairen commandant, luitenant-kolonel W. Lammerde, dat deze zich den 20en Maart naar Lahat begeven, hier den toestand onder zoeken en zich zoo noodig met de noodige troepen naar Goemai Oeloe richten zoude om de uitlevering der moordenaars te eischen en het verzet te onderdrukken. Tot versterking van het garnizoen Dl. II, 1889. 20 (1) De resident Van der Ven was, in het laatst van 1856, met verlof naar Europa vertrokken. Zijn opvolger, de resident der Padangsche Ilovenlanden P. T. Couperus, den 22en Januari 1857 benoemd, was nog niet aangekomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 313