313
licht eene gunstige gelegenheid aanbood dan wel 's nachts in brand
te steken.
In dit bericht vond de controleur aanleiding, den terugkeer der
colonne naar Lahat voor te stellendaarmede zou bovendien wellicht
het herstel van de rust worden bevorderd, want „eenige goedgezin-
den" van Sikajoe en Arahan Tiga hadden verklaard, wel onder
handelingen te willen aanknoopen te Lahat, maar niet te Padang,
aangezien zij hier voor verraad vreesden.
Dadelijk na ontvangst van des controleurs voorstel maakte de lui
tenant-kolonel Lammerde aanstalten, de doesoen Padang te ver
laten, en den volgenden dag (16 April) kwam de colonne te L a hat aan.
Het ligt wel voor de hand, dat die aftocht weinig geschikt was om
de oproerige hoofden te overtuigen van onze macht. De onderhande
lingen, met hen gevoerd, leidden dan ook tot niets en.inderdaad had
de expeditie naar Padang dus geenszins de gewenschte vruchten
opgeleverd.
Weinige dagen na den terugkeer der colonne te Lahat keerde
de luitenant-kolonel Lammerde wegens ziekte naar de hoofdplaats
Palembang terug, waar hij, vergezeld door kapitein Rietveld
en zijn adjudant, luitenant Yan Stuwe, den 2en Mei aankwam. De
majoor J. E. Hagen, militaire commandant te Tebing Tinggi,
werd belast met de leiding der verder wellicht nog noodige krijgs
tochten. Op het bericht, dat Lahat tegen 5 Mei door eene bende
van 400 man zou worden aangevallen, vertrok Hagen, vergezeld
van den adsistent-resident, onmiddellijk derwaarts. Van dien aanval
werd echter verder niets vernomen, evenmin als Van den rooftocht,
welke volgens latere tijdingen beraamd was door een 200tal kwaad
willigen, die zich te Gedong Agong (Pasoemah) verzameld
zouden hebben.
Den 27en Mei ontving de civiele gezaghebber te L a h a t het bericht,
dat zich een getal van 117 opstandelingen met 24 geweren en andere
wapenen nabij de doesoen Pandan Arang, behoorende tot de marga
GoemaiTalang, op 3 a 4 paal afstand van Lahat, had neder
gezet met het plan de eene of andere plaats aan te vallen. De civiele
gezaghebber, na zich van de juistheid der mededeeling te hebben over-