25 den door de andere marga's behoorlijk werden nagekomen. De Brauw besloot daarom, den 18en Mei den terugtocht aan te vangen, waartoe te meer reden bestond doordien de gezondheidstoestand der koelies meer en meer te wenschen overliet; er waren reeds een 150-tal gestorven en 2- a 300 zieken. De colonne van L a h a t vertrok op genoemden datum over de P e m a- tang Kambing naar Lam par, trok hier de Moes i over en kwam verder, over OedjoengAli gaande, den 20en teTebingTinggi aan. De colonne van den luitenant-kolonel Hel bach verliet Goenoeng Meraksa een dag later, en arriveerde den 21en te Tebiug Tinggi; bij zijn tocht derwaarts werd DeBrauw gevolgd door al de pasirah's van Ampat Lawang. Het beheer over de marga Lintang Kiri werd voorloopig aan pangeran Hadji opgedragen, totdat de bevolking zou zijn teruggekeerd en zelve een nieuw hoofd kon kiezen. De Inlandsche ambtenaren, die zich in De Brauw's omgeving bevonden, oordeel den deze regeling in de gegeven omstandigheden de beste, ook omdat genoemde pangeran, in zijne hoedanigheid van hadji, den invloed van Radja Tiang Alam zou kunnen neutraliseeren. Het bleek echter weldra, dat de invloed van pangeran Hadji daartoe on toereikend was. De hoofden van Ampat Lawang legden allen den eed van trouw af. Die eed werd in deze streken „wel niet bijzonder geëerbiedigd, „maar gaf toch eenigszins een zedelijken band, aangezien iemand die „zoodanigen eed breekt, geen geluk op zijn voornemens kon hebben". De eed werd afgenomen in tegenwoordigheid van eene talrijke volks menigte en van vele hoofden uit andere districten. Te Tebing Tinggi richtte De Brauw eene groote sedekah (verzoeningsfeest) aan, waaraan al de pasirah's deel namen, en welke ten doel had om de hoofden van Moesi IIir te verzoenen met die van Ampat Lawang. Den 25en Mei vertrokken do laatsten weder naar hunne landstreek, oogenschijnlijk althans zeer tevreden. Het civiel gezag in deze streken ging nu over op den heer Yan den Bossche, die tot adsistent-resident van Tebing Tinggi benoemd was. „Zoo iemand in staat was" schrijft De Brauw in zijn algemeen verslag „den chaos, waarin Ampat Lawang, en vooral Moesi „Oeloe gedompeld lag, te ontwarren en daarbij met beleid te werk te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 31